En heel af en toe bekruipt me het gevoel dat we totaal gestoord zijn met z’n allen. Dat 360.000 volwassen mensen per jaar bereid zijn om op een gemengde slaapzaal te gaan liggen, op matrassen waarvan niemand wil weten wat er allemaal is ingedaald, om 22.00 t licht uit te moeten doen, met zo weinig mogelijk schijnsel op een iPhone bezig zijn, niet op een andere zij te draaien omdat anders het hele stapelbed meegaat, op wc’s gaan zitten terwijl iemand anders z’n tanden poetst - of andersom, nog veel erger - om de volgende ochtend om 09.00 uur weer weg te moeten zijn maar eerst de voeten met gehwohl hebben ingesmeerd en dan net te doen alsof dat helpt, om vervolgens de shin splints op de schenen en de blaren op de voeten te lopen, nog weer een heuvel te nemen terwijl je sowieso nog genoeg bergen in het vooruitzicht hebt, hele stukken over de provinciale weg moet en af en toe even aan de vangrail hangt, maar op FB alleen de mooie plaatjes post, elke dag in dezelfde kleding, zonder make-up, stug herhalend dat de camino je geeft wat je nodig hebt ook al is er geen bed te vinden, gelovend dat er krachten uit de aarde naar boven spuiten, de bloedende plekken voor stigmata aanziend en we allemaal roepen dat er geen toeval bestaat, dus dat net die ene spreuk op net jouw kamer precies was wat jij, en alleen jij nodig had.
0 Comments
Dit seizoen op de camino heeft weer andere opvallende geuren dan het voorjaar. Nu zijn het de vijgenbomen en eucalyptus die zo sterk ruiken dat ze voor altijd verbonden zullen zijn met deze route. De bramen hebben geen geur maar wel smaak, we stonden een tijdje stil om te plukken. Verder zijn de landelijke geuren ook niet te versmaden.
We wilden meer pelgrimachtig gaan leven. Eigenlijk ingegeven door het feit dat we al om 14.00 uur bij de de Albergue waren, er geen cafe of restaurant in de buurt was, we toch nog even reviews lazen en dachten: nee. Dan gewoon door. We zien wel of in Ribadesella plaats is. Komt goed.
Ik had op 20km gerekend en moest me nu instellen op 31. Dat doet een pelgrim. In Ribadesella belde ik weer eindeloos. Niets. Plan B, naar de jeugdherberg die al had gezegd vol te zijn. Volgens mij zouden ze ons wel verder helpen en wellicht was er iemand die had afgezegd. Ik weet nu het woord voor reservelijst. De laatste kilometers kostten me veel moeite, maar toen ik de trappen van de jeugdherberg opliep, de grote stoelen in de entree zag staan - perfect om in te bloggen - de zee aan de andere kant van het terras zag, perfect om in te zwemmen, wenste ik dat er een almachtige bestond. De surfjongen leefde mee, maar daarmee kregen we geen plek. Hij ging wel voor ons bellen. Instussen staarden wij naar de hoge golven, de pelgrims die op het terras zaten te drinken, de surfers met hun planken en blonde look, plus al het andere volk dat dit de meest geëigende plek vond om te verblijven. Even verderop was een Albergue waar we terecht konden. Hoe ver even was? Zo’n twintig minuten lopen. Die twintig werden na wat praten veertig en uiteindelijk zei hij dat het er vijftig waren. De vrouw zou op ons wachten. Het werd wel een hele klim, maar... het goede nieuws was dat dit richting van Santiago was. Hij knikte blij. De eerste kilometers legden we in verhoogd tempo af. Toen kon ik niet meer. Dacht, ze kunnen me wat, als die herbergier weg is, prima, stap voor stap en niet sneller dan dat. Na een uur belden we aan. Het duurde even voor er een raam op de eerste verdieping geopend. Ik dacht: als er een raam geopend wordt, gaat er nu dan een deur dicht? Wat we wilden? De herbergier. Andere deur. (Aha!) Hoe we waren gekomen? Te voet. O, was er geen teleferique?! We werden binnengelaten. De vrouw die ons welkom heette werd meteen onze vriendin toen ik vroeg of ze ook wijn te koop had. ‘No camino sin vino.’ We zaten goed. In Colombres moest P de nog natte kleding weer inpakken omdat daar de droger niet beschikbaar was. In Llenas hing hij alles op de waslijn en kreeg ik na een week een goed beeld van wat er in die grote rugzak zat.
Van tevoren had ik advies gegeven over de inhoud. 1 korte broek om in te lopen, 1 andere voor na het wandelen, 2 Merino-shirts, 2 paar M-sokken, 2 M-onderbroeken (Merino stinkt niet, droogt snel, je wast de een, draagt de ander, is het nog niet droog hang je hem aan je rugzak), 1 fleece, 1 lakenzak, lichtgewicht regenjack, camel bag voor water en een reishanddoek (die helemaal niet droogt, aanvoelt als een zeem, maar snel de oude is, want neemt helemaal geen water op). En dan moet dat hele zooitje maximaal 10% van je eigen lichaamsgewicht zijn, liever nog minder. Op de waslijn hingen 7 boxers, 7 paar sokken, 3 overhemden, 1 M-shirt, 1 T-shirt, 1 zwembroek, 2 lange broeken, 1 korte broek. De waterdoorlatende regenjas hing er niet, die is 30 jaar oud. Het enige positieve wat je ervan kan zeggen is dat hij goed staat en mega duurzaam is. De andere helft van zijn rugzak was nog droog. Geen idee wat er verder nog uit tevoorschijn komt. Al heeft hij wel al aangekondigd dat de volgende reis niet alleen zijn elektrische tandenborstel met oplader meegaat, maar hij er hard over denkt om ook de waterpik mee te nemen. Er zijn drie soorten slaapzaalgebruikers. De eerste heeft totaal schijt aan slapende mensen, komt later binnen, rommelt grondig in zijn rugzak omdat hij als enige zijn slaapritueel niet heeft voorbereid, en als je pech hebt doet hij ook nog even het licht aan.
De tweede soort komt het meest voor. Dat is iemand die wel zijn spullen al heeft klaarliggen om naar de badkamer te gaan, enigszins lawaai maakt, het voorzichtig probeert te doen, maar weet dat het nou eenmaal niet helemaal geluidloos kan. En dan de derde. Die het vervelend vindt dat hij alleen al door zijn bestaan anderen tot last is. Die alles tot in de puntjes heeft voorbereid. Elke handeling wordt van tevoren inschat en vertraagd uitgevoerd zodat het geruisloos kan. Hij is geoefend. En is waarschijnlijk degene die de camino het hardste nodig heeft. De route liep helemaal over onverharde paden, dicht langs de kust. Over kliffen, door velden, langs koeien en stieren, diepe afgronden en zicht op de Picos die steeds dichterbij kwamen. Als je dit eenmaal meemaakt wil je niets anders meer.
Op een gegeven moment kwamen we bij een inham, zee diep onder ons, waarover een natuurlijke brug van rotsen liep. Geen goed idee om te vallen. De Noor van het wc-papier zag ons van verre, rende terug, gooide zijn rugzak neer en gebaarde dat we om konden lopen, maar dat we ook de rotsen konden nemen. We namen de rotsen. Hij klauterde ons als een berggeit tegemoet, en bood zijn hulp aan. Ik gokte dat hij rond de 70 was. Hij wilde mijn stokken wel nemen, of mijn rugzak, of allebei. Ik wilde hem niet voor het hoofd stoten. Als hij met mijn rugzak de diepte in stortte zou ik verloren zijn, al was mijn Ipad veilig bij P. Ik gunde hem mijn stokken. De rotsen staken scherp uit, inderdaad handig om je handen vrij te hebben. Halverwege wilde hij wel even een foto van ons maken en stak zijn hand al uit naar mijn telefoon. Ik aarzelde, maar wederom, hij deed zo zijn best en als hij mijn bankpassen, rijbewijs en ov-kaart zou verliezen dan moest het maar zo zijn. Hij maakte twee foto’s. Op de ene stond P, op de andere stond ik met ogen dicht. Verticaal gefotografeerd, nauwelijks iets van het gevaar te zien. We haalden allemaal de overkant, bankpassen incluis. Ik bedankte hem hartelijk. Hij vond het allemaal heel normaal, dit was de camino, en weg was hij, galopperend naar zijn partner en de onder hun hoede genomen pelgrima. Op een gegeven moment kwamen we bij een gat in de rotsen waar mensen zich omheen hadden gedrapeerd. De een in yogahouding, de ander liggend op het gras, sommigen starend in een toekomst die zich zojuist had geopenbaard. We streken neer. En luisterden. We hoorden de golven heen en weer gaan, ze sloegen nergens op kapot, maar namen de tijd om rustig elk moment te nemen zoals het kwam. In... en weer uit... De aarde haalde adem. Een overdonderende ademteug in, een alles kwijtscheldende ademteug uit. Betoverend. We liepen dapper door in de regen. Regenjas aan en uit, aan en uit, en weer aan. Tussendoor was het te warm om die aan te houden. We lunchten bij personeel dat vond dat we heel erg stoorden tijdens hun werkzaamheden, maar kregen toch een boterham. Onderweg gaven Noren ons nog wat tips over wc-papier: ALTIJD in je zak hebben, je-weet-maar-nooit! Wij glimlachten om zoveel beginnerstips, en knikten instemmend. Aan het einde van de dag liepen we de laatste berg op, een mooi pad met links en rechts afgrond en zagen onze blauwe Albergue al vanuit de verte. Dit was Colombres. Onze hotelkamer zat aan de herberg vast. Balkonnetjes met schommelstoelen, we zagen ons daar al zitten in de avondzon. Het leven is mooi, maar zo mooi nou ook weer niet. Tenminste, niet vandaag. We mochten al blij zijn met de kamer, waren we ook, we douchten, stopten onze kleren in de wasmachine en liepen door het dorp. Daar was niets voor 20.30 open, een supermarktdiner op onze kamer was ook goed. Onze kleding was intussen klaar, alleen de droger bezet. En die bleef bezet. De stapel kleding die P erin had gestopt zou moeten drogen voor 07.00 uur de volgende ochtend. De stemming zwakte wat af. Toen probeerden we weer een onderkomen voor de dag erna te boeken en dat was weer eindeloos gedoe. Uiteindelijk ging ik troostdouchen. Deze keer werd het water niet warm, dus begon ik met draaien. Slecht idee. Het water spoot koud in mijn gezicht, dus links was blijkbaar de keuzestand stort of hand. Uit rechts was geen warm water te krijgen. Blijkbaar vloekte ik zo hard van al dat koude water dat P - na me de tijd te hebben gegeven het allemaal zelf op te lossen, hij weet dat een vrouw zelfstandig wil functioneren, maar hij weet ook heel goed dat dat niet te lang moet duren - me kwam helpen. Maar ik had de strijd inmiddels opgegeven. Kuthotel. Kutprijs. Kutdouche. P, die een beter humeur had dan ik, kreeg er warm water uit. ‘Gewoon eventjes wachten, het duurt even.’ Ik kreeg nog net een bedankje uit mijn bevroren lippen en nam alle tijd om al het beschikbare warme water nu dan wel op te maken. We zitten te lunchen en na een rondje fris twijfelen we over wel of geen wijn. We moeten nog een uur lopen. Van P mag ik t zeggen. Ik zeg Spa en terwijl hij naar de bar loopt denk ik, ik had gewoon allebei moeten zeggen.
Komt hij terug met allebei. P zoekt op hoe t met zijn rugzak zit. Het kon namelijk ook best zijn dat zijn schoenen waterdicht waren in plaats van de rugzak. Dat die vanmorgen ook nog kleddernat waren telt blijkbaar even niet ‘Hydro shield,’ zegt hij, ‘wat denk je dan? Toch niet dat t zo lek is als een mandje?’
Er zijn ook dagen dat de route geen romantische beschrijving oplevert. Langs de grote weg, met zoveel lawaai dat als je er weer verder vandaan bent gelopen, het nog eindeloos nagalmt tussen de heuvels. Eindeloze stukken over asfalt, langs een vuilstort en zeker als je aankomt in de wat grotere plaatsen is de route verre van perfect. Over die dagen houd je je mond. Als je de hele 850 km loopt is het niet heel erg. En als je er 320 loopt eigenlijk ook niet. We zijn bijna verlicht. Vandaag hadden we voor het eerst regen tijdens het wandelen. P wilde van tevoren geen wandelbroek aanschaffen, hij kon het prima doen met twee katoenen broeken (zwaar). P had ook geen regenhoes voor zijn rugzak nodig. Die van hem was namelijk waterdicht. Sokken van Marinowol (stinken pas na drie dagen) vond hij niets, maar die had hij wel eerst uitgeprobeerd dus die tellen nu even niet mee. En de Marino boxer die ik hem in Amsterdam wilde geven paste niet om zijn bovenbeenspieren, dus die gingen niet.
Na het wassen ‘s avonds constateerde hij de volgende ochtend dat het misschien toch handig was om een wandelbroek te kopen. Deze was nog nat. En toen hadden we de regenbuien van vandaag nog niet gehad. Ik heb hem nog niet gehoord over een regenhoes voor de rugzak, wel over het feit dat het vreemd is dat ze die dingen niet waterdicht maken. Ik heb het vermoeden dat hij na deze twee weken een echte pelgrim is, al krijg ik het niet uit zijn hoofd gepraat dat die elektrische tandenborstel met oplader wellicht te veel van het goede is. P beweert dat ik net een klein meisje ben dat als haar gevraagd wordt hoeveel pannenkoeken ze wil ze: ‘6!’ antwoordt. Ik begin namelijk elke ochtend, na zo’n half uurtje lopen en bij het zien van een km-bord te beweren dat ik best 30km kan lopen. Die bewering zakt gedurende de dag af naar zo’n 20km en dan moet ik er nog minimaal 5.
Het is nog steeds belachelijk druk. Niet met pelgrims, als we op de route 10 mensen tegenkomen is het veel. En dat gebeurt dan altijd als we stoppen om wat te drinken. De plekken om te slapen zijn problematisch. Maar voor vannacht zaten we goed. Ik had een hotel weten te bemachtigen.
Aan het einde van de dag liepen we weer langs zee, ik had al een mogelijkheid voorbij laten gaan en nu wilde ik heel graag zwemmen, de zee zag er zo aanlokkelijk uit, hoge golven. Maar we besloten eerst onze spullen in het hotel neer te zetten. Daarmee wist ik eigenlijk al dat dat hele zwemmen van mij niet door zou gaan, toch deed ik tegenover mezelf alsof ik er geloof in had. Het hotel had een oude krakende trap. Op de tweede verdieping was onze kleine kamer met balken die schuin liepen, hier en daar stootte je je hoofd, maar het had een mooie romantiek. We gooiden onze spullen op het bed, deden de ramen open en keken uit over de daken. P ging douchen, ik hield mijn wandelkleding aan, want wist dat als ik eenmaal had gedoucht ik never nooit die zee in zou gaan. Toen barstte de regen los. Ik gaf me over. We keken uit over de daken van Comillas, ook weer zo’n mooi oud stadje, liepen later wat rond, dronken en aten wat, en nestelden ons toen voor de Ipad om Zomergasten te bekijken terwijl de regen van de daken droop. Santillana is een mega-touristisch stadje, maar als je binnenloopt begrijp je meteen waarom. We liepen dwars door alle toeristen, gewoon omdat pelgrims de kortste weg naar god moeten nemen.
Bij de kloostermuur begon ons hart al te kloppen en het mijne sloeg ook een paar keer over. Ik had zoveel mensen aan de telefoon gehad, en dan de dagen en data in het Spaans, en twee dagen vooruit, het zou toch niet dat ik van alles door elkaar had gehaald...? Het meisje dat ingewerkt werd zocht lang. Maar mijn naam stond op de lijst. Het allermooiste was dat we ook nog een kamertje voor ons alleen hadden. Stapelbed. Het klooster was een droom. Gigantische tuin met lavendel, groenten, overal lange tafels onder vijgenbomen of dichter bij het huis. Gita vertelde over het grote bord op haar kamer waarop stond dat je bij een ontmoeting een ander blijer/rijker moest achterlaten dan je hem gevonden had. Zo passend voor haar, ze was er blij mee, een schoolvoorbeeld van synchroniciteit. Bij een ander hing de tekst: To love is to find your happinez in the happinez of others. Ook voor hem veelbetekenend. Ik zei dat bij ons niets hing. Volgens de pelgrim kon dat niet, elke kamer had zo’n bord en je kon het ook niet over het hoofd zien. Maar dat had ik volgens hem blijkbaar gedaan. Ik weet dat mijn opmerkingsvermogen groot is, maar begon toch te twijfelen. Ik was zo moe geweest bij binnenkomst. ‘s avonds op de kamer bleek er wel een white board te hangen: maagdelijk wit. Ik ben er bijna. Ik mag er zelf een achterlaten. Don’t quit before the miracle. P loopt altijd harder dan ik, dus ik krijg genoeg tijd om zijn outfit te bestuderen. Die bestaat uit een zonnehoed die zich gedraagt als een cowboy-, een overhemd met lange mouwen en een lange broek. Het overhemd is een interessante. Volgens P is het een richtinggevende. Hij heeft hem te klein gekocht.
En inderdaad, hoe verder we vorderen hoe meer ruimte het lijf krijgt. |
Blog t/m sept 2016 |