Er stond inderdaad een fiets. Gloednieuw. Niet op slot.
P tilde hem het trapje op en zette hem op de kade. Er kwam een man op een fiets die zei dat die fiets van hem was. Ik zette mijn viswijvenstem op, en vroeg waarom hij dan op een andere fiets kwam aanrijden. Hij moest even een slot halen. Ik ging nog even door, dat dat allemaal niet kon - allemaal met het idee dat het zo'n type de volgende keer weerhoudt bij ons iets neer te zetten. Voor je het weet heb je een scooter op je platje.
P zei niks. Die hangt mijn afschriktheorie niet aan.
En daar zit misschien wat in.
De man zei: 'Mijn welgemeende excuses,' en verdween. Met twee fietsen.
Ik vond het nogal goed: een dief die van omgangsvormen wist.
Toen we de deur weer dichtdeden wist ik opeens wat ik had moeten doen. De fiets snel in de boot zetten en de politie bellen. Ik baalde enorm van mijn suffe gedrag.
Aan degene wiens fiets gestolen is: mijn welgemeende excuses.