De volgende ochtend vertrokken we om 07.00 uur, over de berg, steil omhoog. De zon kwam langzaam door, we keken vanaf grote hoogte uit over de zee en waren gelukkig.
Later volgde een oersaai stuk, lang, langs eindeloos veel campings en vakantiehuisjes, een rechte weg, ook nog langs de Guardia Civil, hoge muur, kwam geen einde aan. Tot we aan het einde van de baai de berg op moesten. We kwamen ongeveer 1 km per uur vooruit. Zo steil. Maar prachtig uitzicht. Toen moesten we diezelfde berg ook nog af. Mijn knieën zijn niet de beste, en ondanks stokken was dat toch geen pretje. Des te louterend was het toen ik uiteindelijk aan de andere kant op het strand stond, mijn schoenen uittrok en bijna een uur met blote voeten door het water kon.
In de herberg van Noja stond een vrouw voor ons te panieken dat er 40 km verderop geen plek te krijgen was. Wat moest ze doen? Niets, antwoordde de jongen looig, drukke tijd... Maar voor haar volgende stop in Santander kon hij wel advies geven. Probeer de herberg Martines. Ik onthield de naam. Op internet zagen we dat de recensies verschrikkelijk waren, vies, lawaaiig, weinig ruimte, te duur voor wat je krijgt. Maar goed. Dat was morgen pas. We moesten eerst hier in Noja een bed zien te bemachtigen.
De herberg was vol. We gingen naar het cafe tegenover en ik belde 11 overnachtingsmogelijkheden. Allemaal in het Spaans. Dat was het enige leuke. Verder geen geluk. De barman had geen advies, zijn kamers zaten ook vol. Deze dagen waren het ergste want er was ook nog eens een bloemenfeest aan de gang. Duurde drie dagen. Tot en met maandag zou er zeker niets te krijgen zijn. We moesten het binnenland in. Daar hadden we kans. We bestelden nog maar wat wijn.
Toen kwam de jongen van de receptie van de herberg op het terras zitten. Ik vertelde hoe moeilijk het was. Hij knikte en ging mensen die gereserveerd hadden bellen om te vragen of ze nog kwamen.
Binnen tien minuten was hij terug. Er was plek in de herberg.