Allerlei vliegtuigen te spotten, eindeloos veel, zo veel dat je je afvraagt hoe het mogelijk is dat dat zo vaak goed gaat, maar geen vliegtuig waar mijn zus in zat.
Dus stond ik er anderhalf uur te vroeg.
Ik pikte haar op met de auto en voelde me een local. Op dit vliegveld kwam ik ruim twee maanden geleden aan, nu wist hoe dit land eruit zag, kende een handjevol IJslanders, twee dozijn kunstenaars, wist dat de wijn ondanks de prijs niet te doen was, en had ik er gewerkt. Ik was drieënnegentigduizend woorden verder.
We gingen het land door. Hier en daar een beetje te snel, we misten het oudste parlement ter wereld alsmede de tactonic plates, maar kniesoor. Het was adembenemend. Behalve dan dit deel van de route zich op de Golden Circle bevindt, en ik als een haas naar al die toeristen keek.
Na een dag geisers, watervallen en een fijne hotpot, reden we naar Vik. Ik had me alleen vergist. In Vik was een week ervoor al geen plek meer te vinden en ik boekte blijkbaar iets meer terug op de weg. Was ik allang weer vergeten. We moesten een half uur terug. Na een dag rijden viel dat niet mee. Maar mijn programma voor de volgende ochtend zat goed in elkaar. Een reisleider was er niks bij. Eerst naar een verlaten hotpot, al had ik nog geen idee waar die zich precies bevond, dan de zwarte stranden van Vik, daarna naar de Ice Lagoon. Wie zou er niet met mij op pad willen.
Maar voor deze nacht moesten we zelf inchecken. Het was een oude boerderij. Ik had al visioenen van enge toestanden: krakende, piepende deuren en misdadige medegasten, maar toen wij aankwamen zat er een stel buiten te roken en werden we met een woordenstroom, waar de waterval niks bij was, onthaald.
Of we in een hotpot wilden? Die was hier achter het huis. Vijf minuten met de auto, tien minuten lopen. Ik promoveerde naar de titel Cosmic Navigator. Het IJslandse stel ging om 00.00 uur, als we mee wilden waren we welkom.
Wij wilden liever met daglicht.
De volgende ochtend regende het, en dat hield niet meer op. Toch gingen we er heen, staken met veel moeite een kolkende stroom over (natte voeten), kwamen zeikend nat aan en toen bleek het water ongeveer net zo koud als wij het hadden. Wat natuurlijk onzin is. Het was zo'n 37 graden. Maar te lauw om daarna weer vrolijk in natte kleren rond te dwalen. Dus liepen we weer terug. Natte voeten nog natter.
Ik had acht weken geen regen gehad. Nu bleef maar doorgaan.
We zouden doorrijden naar de Ice Lagoon, maar om drie uur begon het enorm te misten en te ijzelen. We keken op de kaart, concludeerden dat het ondoenlijk was om daarna nog bij het vliegveld te geraken en keerden om.
Dat deden we allemaal om tijdens de terugrit niets van het landschap te zien - regen, regen, regen - te verdwalen in de buitenwijk vlak bij het vliegveld en slapeloos wakker te liggen vanwege overvliegende vliegtuigen, om om drie uur gewekt te worden door de wekker, precies op het moment dat we net ingeslapen waren.
Dag IJsland.
Wij vonden het verdiend.