Ik doe een raam open (hier zijn alle huizen ingesteld op het binnen drie minuten ontdooien van bevroren lichaamsdelen). Of hij daar last van heeft. Heeft hij niet.
Dan gaat de computer open tot de lunch. Loop ik weer door het veld, lunch in mijn huisje. Klets, als er tenminste iemand is waartegen te kletsen valt en ga dan of wandelen, of terug naar de bieb, of naar de studio als ik meer aanspraak wil.
In de studio worden jongleerballen genaaid, rondjes gereden op mountain bikes zonder remmen en papierproppen in emmers gegooid, of iemand gilt opeens: 'wie wil er patat voor de lunch?' en dan trekken we als ganzen naar de benzinepomp waar we aan formica tafeltjes bediend worden door een hele schele IJslandse schone. Maar het kan ook zijn dat iedereen met zijn neus in zijn computer of op een schilderij staat en er een dodelijk werkregime heerst. Rond een uur of tien, elf lopen A en ik weer naar huis en gaan aan de gin/tonic in plaats van aan de gezonde dingen die we allebei kochten.