Na vijf minuten zei hij dat ik beter naar binnen kon gaan, veel sneller. Hij lette wel op mijn rugzak. In minder dan een factie van een seconde beoordeelde ik of dat veilig was. Maar waarschijnlijk was dat proces al voor zijn opmerking in gang gezet.
Het was veilig.
We zaten op een druk punt en verscheidene mensen stopten om hem de hand te schudden en een praatje te maken. Ik merkte op dat hij veel mensen kende. Hij woonde al 30 jaar in Nederland, zijn vrouw had even verderop een winkel gehad. Ze was twee weken geleden gestorven.
'Twee weken geleden? Vroeg ik. 'Drie,' zei hij.
Ik antwoordde dat het me speet. Hij haalde zijn schouders op en mompelde iets over 'live'. En toen wist ik het niet meer. Ik vond het een sympathieke man en doorgaan met lezen ongepast. Maar misschien had hij expres voor mij zijn schouders opgehaald.
In die ene zin was hij veranderd van genietende populaire pensionado in een brok verdriet dat accepteerde dat dood het leven was. Alsof je geen recht hebt op verdriet omdat je nou eenmaal weet dat de ander dood kan gaan.
Of in een man die een onbekende geen ongemakkelijk gevoel wil geven.
Ik las door.
Hij wenste me een fijne avond.