Uiteindelijk werd ik assertief om het jaren 80-kapsel, een ruimte innemend poedelhoofd. In zijn soort goed gedaan, maar ik wilde me geen Farrah Fawcett voelen. Hij was niet onder indruk van mijn klacht.
De speciale krullenkapper had een eindeloze wachtlijst. Ik kwam er niet tussen. Dus beraamde ik een andere tactiek, zocht op hoe je de Hebreeuwse naam van de eigenaresse uitsprak, belde op, zei dat ik "weer" een afspraak wilde maken. Er werd speciaal iemand bijgehaald die haar agenda beheerde. Ze bladerde en bladerde. Over twee maanden. Ik mompelde nog: 'Ze heeft het altijd druk, hè,' en was binnen.
Het bleek een imperium waar ik weet niet hoeveel jonge meiden met woest kroeshaar aan het werk waren. Krullenklanten hingen met de kop naar beneden en werden geföhnd.
De tuindeuren stonden open. De binnentuin was bekleed met kunstgras en overal stonden Budha's, guirlandes, lantaarns, glitterbeeldjes, kussentjes met kralen, nep-papagaaien, altaartjes, kunstbloemen, waxinelichtjes, wierook.
Veel roze. Heel veel. Hard.
Ik was best benieuwd hoe ik hier uit zou komen.