QT kwam haar kamer uit. W begon vrolijk tegen haar te tetteren. Dat hij haar pan even had genomen, hoe het met haar ging, of ze een fijne schrijfdag had gehad.
'I was trying to take a nap.'
Gelukkig vertrok W geen spier. Zei geen sorry.
Ze draaide zich om en verdween weer in haar kamer.
Nadat ze op haar kamertje even haar gedachten had geordend, stond QT weer naast W. Veel te dichtbij. Voor het fornuis.
Ze wilde even uitleggen hoe het hier werkte. Het feit dat het fornuis uit was, wilde niets zeggen. Kijk, zie je dat rode lichtje, dat betekent dat het nog warm is. Dus dat hij nooit had mogen doen wat hij zojuist had gedaan. Ze vertelde het hem even omdat hij hier zes dagen zou verblijven. Hij mocht niet aan haar eten zitten. Hij had op haar deur moeten kloppen om te overleggen.
Ik heb W nog nooit zo snel zien ontploffen. Eigenlijk heb ik hem nog nooit ruzie horen maken. In ieder geval niet dat ik me herinner in die afgelopen 22 jaar.
Hij reageerde: En als ik op je deur had geklopt was het ook niet goed geweest, dan was je boos geworden omdat ik je wakker had gemaakt. QT herhaalde dat hij had moeten overleggen, want zij wist helemaal niet of hij wel schone handen had.
Ik bleef intussen stoïcijns met mijn rug naar ze toegekeerd staan. Ik dacht: niet mee bemoeien, ik moet nog verder leven met die draak. Intussen verkneukelde ik me over deze meer dan schitterende scène.
W vroeg of zij niet het vertrouwen had dat hij zorgvuldig met haar eten om ging. Nee. Dat vertrouwen had ze niet.
Toen werd het nog feestelijker dan het al was.
W zei dat ze iets aan haar vertrouwen moest doen. Zij zei dat hij haar beledigde. W constateerde dat het allemaal tussen haar oren zat. Zij herhaalde nog maar eens dat hij niet aan haar pannetje had mogen komen. W zei dat ze agressief was. Toen vond zij het een goed moment om god erbij te halen. Dat was overigens niet voor het grotere geheel ten behoeve van alle partijen, maar louter ter ondersteuning van haar eigen gevoelige zieltje. Wim brulde met een langgerekte uithaal: Gód! Zij zei dat hij haar maar bleef beledigen. En ik bleef maar lachen.