Bij de kloostermuur begon ons hart al te kloppen en het mijne sloeg ook een paar keer over. Ik had zoveel mensen aan de telefoon gehad, en dan de dagen en data in het Spaans, en twee dagen vooruit, het zou toch niet dat ik van alles door elkaar had gehaald...?
Het meisje dat ingewerkt werd zocht lang. Maar mijn naam stond op de lijst. Het allermooiste was dat we ook nog een kamertje voor ons alleen hadden. Stapelbed.
Het klooster was een droom. Gigantische tuin met lavendel, groenten, overal lange tafels onder vijgenbomen of dichter bij het huis.
Gita vertelde over het grote bord op haar kamer waarop stond dat je bij een ontmoeting een ander blijer/rijker moest achterlaten dan je hem gevonden had. Zo passend voor haar, ze was er blij mee, een schoolvoorbeeld van synchroniciteit. Bij een ander hing de tekst: To love is to find your happinez in the happinez of others. Ook voor hem veelbetekenend.
Ik zei dat bij ons niets hing. Volgens de pelgrim kon dat niet, elke kamer had zo’n bord en je kon het ook niet over het hoofd zien. Maar dat had ik volgens hem blijkbaar gedaan. Ik weet dat mijn opmerkingsvermogen groot is, maar begon toch te twijfelen. Ik was zo moe geweest bij binnenkomst.
‘s avonds op de kamer bleek er wel een white board te hangen: maagdelijk wit. Ik ben er bijna. Ik mag er zelf een achterlaten.
Don’t quit before the miracle.