De start ging niet geheel vloeiend.
Met de TomTom aan, miste ik een afslag. Dat was dan wel omdat ik afgeleid was door een telefoongesprek, maar toch. Apeldoorn valt slecht te missen, al is het maar omdat het de meest gemiddelde stad van heel Nederland is en er daarom alle consumententesten worden uitgevoerd.
In Nijmegen miste ik de scherpe bocht aan de Waalkade naar mijn hotel, en belandde vier parkeerplaatsen verderop. Het was eenrichting, dus liet ik het zitten en sleurde mijn koffer naar het hotel.
Daarna zwierf ik door de stad en ging toen veel te vroeg op pad omdat ik mezelf ken en vooral in combinatie met een TomTom, een lezing geven met techniek die het zomaar kan begeven en dozen uit te laden boeken.
Ik had geen plattegrond van het complex gekregen. Het heeft drie ingangen. Ergens achter het Spinozagebouw kon ik wel parkeren had ze op mijn vraag geantwoord. Deze contactpersoon had geen mobiel nummer gegeven.
Eerst zat ik in de westvleugel van het ziekenhuis waar drie heren zich over het vraagstuk: Welk gebouw is het Spinozagebouw? bogen.
Ze kwamen eruit.
Ik moest de auto weer in.
Toen ik de auto wederom geparkeerd had, het gebouw niet te vinden, en een baliemedewerker nog minder, en niemand die ergens wat vanaf wist, was ik twintig minuten verder. Alleen maar lege gebouwen, met nog legere balies.
Mijn chagrijn bouwde op.
Ik stuurde een blaffende mail naar mijn contactpersoon dat ze me moest bellen. Dat deed ze niet.
Uiteindelijk had ik het goede gebouw te pakken, maar stond mijn auto veel te ver weg om die zware dozen helemaal naar toe te sjouwen.
De sterren kwamen bij het chagrijn.
Een conciërge, eindelijk een die aanwezig was, wees me de weg. Ik mocht van hem tussen die paaltjes doorrijden. Hij vond mijn auto mooi.
Ik reed tussen de paaltjes door.
Laadde uit en kwam toen mijn contactpersoon tegen. Ik ben inmiddels zo oud geworden dat ik dit soort onprofessionaliteit niet meer pik. Vooral niet omdat ik voor de lezing 50 euro zou ontvangen. Die waren al op toen ik de slang van de benzinepomp in de geleende Jaguar stak.
Maar toen ik eenmaal binnen was, werd het leuk. Behalve dat de apparatuur het inderdaad niet deed. Mijn presentatie was niet op het scherm te krijgen. De ene na de andere student kwam tevergeefs proberen. Ik dacht inmiddels: het zal allemaal wel. Totdat er een blonde schone kwam die taktaktak de hele boel aan de praat kreeg, mij met rode blosjes toelachte, nog even recapituleerde waar het allemaal aan lag en hoe ik dat op kon lossen en toen kon ik eindelijk ademhalen en luisteren naar een lezing van Francine Oomen die al ruim begonnen was.
Mijn lezing ging vloeiend.
Daarna werd de stresstest weer actief. Er was geen uitrijkaart geregeld. Nee. Ik moest zelf even naar die conciërge, ja, diegene van 3 gebouwen verderop, om te vragen hoe dat hier moest. Zij hadden namelijk geen idee. Niemand die zei: ik regel het even voor je.
Ik liep drie blokken terug.
Naar beneden naar de garage, daar betalen dan zou alles in orde komen. Hebben jullie geen uitrijkaart voor gasten? Nee. Daar had hij nog nooit van gehoord.
De garage was leeg en donker. Ik betaalde. Daar ging mijn fee nog verder de min in. De trap kon ik niet vinden. Tegen de richting in liep ik naar boven en hoopte dat er niet een dronken automobilist de hoek om zou scheuren. Dat gebeurde niet.
Ik laadde de dozen weer in (te optimistisch ingeschatte verkoopcijfers) en reed naar het hotel terug. In 1x dit keer. Toen ging ik met mezelf in de oude stad op een oud terras een oude wijn en oude taco chips nuttigen terwijl ik mijmerde over de zin van het zijn van een onbekende schrijver.