Ze zit in het restaurant van de luchthaven en registreert de mensen die binnenkomen. De Italianen aan het tafeltje naast haar kwamen iets later dan zij, het stel tegenover haar zat er al toen ze binnenkwam. Over vijf minuten moet ze bij de gate zijn. Eigenlijk kan ze nu al haar spullen pakken en er rustig heen lopen, maar ze blijft zitten. De mensen houden haar met hun blikken bij zich. Hoe zou ze als enige door de ruimte kunnen lopen terwijl iedereen verraad haar ziet? Ze probeert het nog door te vragen hoe laat het is. Misschien als de tijd hardop wordt uitgesproken dat het makkelijker zal gaan. ‘Five to five,’ antwoordt de Italiaan.
Vanaf haar tafeltje heeft ze uitzicht op de gang waar toeristen met bagage slepen, kinderen meetrekken of verveeld langs winkeltjes lopen.
Vijf uur. Ze wacht. Niemand maakt aanstalten. Het is alsof er lijm over haar tafel is gegoten, als ze een arm wil verplaatsen gaat het traag, draden naar de tafel.
Half zes.
Final boarding. Ze kijkt even naar buiten, vliegtuigen staan naast elkaar op het eindeloze asfalt. Parkeerplaats. Ze kan niet zomaar opstaan. Niet als enige.
Ze denkt aan Mark. Zijn foto’s waren altijd onscherp. Een man die opstaat. Klik. Een vrouw die zich naar een ander buigt om te kussen: niet de kus, niet het moment ervoor, maar precies daartussen, zodat je de streep van de beweging kunt zien, maar niet weet of alles al voorbij is of dat het verhaal nog moet beginnen. Het tussenmoment en Mark.
Ze staat op, de Italianen kijken. Ze verstart een moment en valt dan terug. Pas na een tijdje durft ze op te kijken. De familie negeert haar.
‘Final call for Suzan Majoor.’
Haar hoofd schiet omhoog.
‘Final call for KLM flight 81 to Amsterdam. Suzan Majoor please proceed to the gate. You’re delaying the flight.’
Iedereen kijkt haar kant op. De ogen hebben de gaten in haar lichaam gevonden. De familie-erfenis. Altijd ogen. Ze blijft heel stil zitten en voelt hoe de blikken haar verder uithollen.
Ze zijn grondig te werk gegaan. De ogen kropen onder haar huid, ploegden haar binnenste buiten tot niets meer van haar zelf was. Toen pas gaven ze op.
Familie. Het leven dat haar insloot en wegvrat, net zolang tot ze geen begin meer had. Geen lijntje dat werd uitgegooid, geen draad die opgepakt kon worden.
Ze wil niet alleen maar bestaan in een schemergebied. Wat wil zij wel? Ze weet alleen wat ze niet wil. Zwemmen zonder armslag.
Mark is weg. Toestel om zijn nek. Te veel tussenmomenten die hij kon vastleggen. Te veel bestaat uiteindelijk helemaal niet.
Per ongeluk kijkt ze in de spiegel die de rechter muur van het restaurant vult. Ze schrikt. Die blik.
Zij wacht tot ze wordt weg getrild. Iemand die een machientje aanzet. Even trillen, zoals je een hersentumor verwijdert, tussen alle vitale functies door. Het zal niet lang meer duren. Thrill me, denkt ze, maar dan anders.
De Italianen gaan foto’s bekijken. De Ipad wordt uit de tas gehaald. Het swipengaat maar door. Zij denkt aan de eindeloze reeks foto’s bij haar thuis. Haar moeders bureau staat vol foto’s van haar broers. Zij staat er niet tussen en ze durft niet naar de reden te vragen. De portretten spatten haar moeders toestel uit. Zij spat nergens uit, misschien zit ze nog in dat toestel. Moet ze voor haar moeder nog geboren worden. De broers staan er mooi op. Het zijn goede kerels: gedecideerd, vastberaden, met een doel voor ogen. Zij wordt ofwel onscherp vastgelegd of is in geen lijstje terug te vinden.
Een vrouw zeult met een gigantische koffer en komt naast haar op de bank zitten. Ze is zo dik dat haar dij meteen als een zuignap tegen de hare plakt. Ze schuift een stukje op. De vrouw kijkt woest opzij. Het zweet loopt haar blouse in.
‘I can sit here if I want.’
‘Of course.’
Ze schuift nog iets verder opzij. De vrouw beweegt haar onderlijf met schurkende bewegingen. Maar goed dat ze niet precies weet wat mensen voor haar op de bank deden, wat ze aten of hoe ze eruit zagen.
Plotseling schatert de vrouw. Ze kijkt Suzan spottend aan.
‘I need a lot of space.’
Weer buldert ze. Haar bovenlijf trilt mee, ze slaat zichzelf op haar bovenbeen.
De stilte komt terug en de verveling breidt zich uit. Een jongetje gooit zijn beker om. Zijn ouders deppen geïrriteerd de tafel met servetten. Het jongetje leunt tevreden achterover. De tafel is droog, het wachten gaat door.
De dikke vrouw staat op, ze leunt op het tafeltje dat wankelt onder haar gewicht. Ze draait zich om zodat het waanzinnige achterwerk haar gezicht bijna raakt. Ze leunt naar achter, maar haar blik wordt naar de witte vleesbult boven de knellende band getrokken. Rups. Er komt een rode string boven de broek uit.
Het vliegtuig zal nu weg zijn. Ze blijft zitten om het langzaam door te laten dringen. Als alles een fractie minder snel gaat is het leven te volgen. Een goede deal, iets voor een reclameslogan. Ontvouw u langzaam en vindt uw geluk! Hoewel er maar weinig mensen zijn die hun eigen kanker willen horen groeien. Zij moet weten wat er misgaat en tijd hebben om erachter te komen wat het beste is. Onduidelijkheid voorkomen, scherp worden.
Ze wacht tot ze een teken krijgt. Thuis was het meestal haar vader. Een kort, geërgerd handgebaar ‘wat ze daar nog deed?’
De Italianen staan op.
De muziek staat op repeat, niemand kijkt naar haar. De tafeltjes om haar heen raken leeg. Ze staat als laatste op en is te laat. Voor alles.
Vanaf haar tafeltje heeft ze uitzicht op de gang waar toeristen met bagage slepen, kinderen meetrekken of verveeld langs winkeltjes lopen.
Vijf uur. Ze wacht. Niemand maakt aanstalten. Het is alsof er lijm over haar tafel is gegoten, als ze een arm wil verplaatsen gaat het traag, draden naar de tafel.
Half zes.
Final boarding. Ze kijkt even naar buiten, vliegtuigen staan naast elkaar op het eindeloze asfalt. Parkeerplaats. Ze kan niet zomaar opstaan. Niet als enige.
Ze denkt aan Mark. Zijn foto’s waren altijd onscherp. Een man die opstaat. Klik. Een vrouw die zich naar een ander buigt om te kussen: niet de kus, niet het moment ervoor, maar precies daartussen, zodat je de streep van de beweging kunt zien, maar niet weet of alles al voorbij is of dat het verhaal nog moet beginnen. Het tussenmoment en Mark.
Ze staat op, de Italianen kijken. Ze verstart een moment en valt dan terug. Pas na een tijdje durft ze op te kijken. De familie negeert haar.
‘Final call for Suzan Majoor.’
Haar hoofd schiet omhoog.
‘Final call for KLM flight 81 to Amsterdam. Suzan Majoor please proceed to the gate. You’re delaying the flight.’
Iedereen kijkt haar kant op. De ogen hebben de gaten in haar lichaam gevonden. De familie-erfenis. Altijd ogen. Ze blijft heel stil zitten en voelt hoe de blikken haar verder uithollen.
Ze zijn grondig te werk gegaan. De ogen kropen onder haar huid, ploegden haar binnenste buiten tot niets meer van haar zelf was. Toen pas gaven ze op.
Familie. Het leven dat haar insloot en wegvrat, net zolang tot ze geen begin meer had. Geen lijntje dat werd uitgegooid, geen draad die opgepakt kon worden.
Ze wil niet alleen maar bestaan in een schemergebied. Wat wil zij wel? Ze weet alleen wat ze niet wil. Zwemmen zonder armslag.
Mark is weg. Toestel om zijn nek. Te veel tussenmomenten die hij kon vastleggen. Te veel bestaat uiteindelijk helemaal niet.
Per ongeluk kijkt ze in de spiegel die de rechter muur van het restaurant vult. Ze schrikt. Die blik.
Zij wacht tot ze wordt weg getrild. Iemand die een machientje aanzet. Even trillen, zoals je een hersentumor verwijdert, tussen alle vitale functies door. Het zal niet lang meer duren. Thrill me, denkt ze, maar dan anders.
De Italianen gaan foto’s bekijken. De Ipad wordt uit de tas gehaald. Het swipengaat maar door. Zij denkt aan de eindeloze reeks foto’s bij haar thuis. Haar moeders bureau staat vol foto’s van haar broers. Zij staat er niet tussen en ze durft niet naar de reden te vragen. De portretten spatten haar moeders toestel uit. Zij spat nergens uit, misschien zit ze nog in dat toestel. Moet ze voor haar moeder nog geboren worden. De broers staan er mooi op. Het zijn goede kerels: gedecideerd, vastberaden, met een doel voor ogen. Zij wordt ofwel onscherp vastgelegd of is in geen lijstje terug te vinden.
Een vrouw zeult met een gigantische koffer en komt naast haar op de bank zitten. Ze is zo dik dat haar dij meteen als een zuignap tegen de hare plakt. Ze schuift een stukje op. De vrouw kijkt woest opzij. Het zweet loopt haar blouse in.
‘I can sit here if I want.’
‘Of course.’
Ze schuift nog iets verder opzij. De vrouw beweegt haar onderlijf met schurkende bewegingen. Maar goed dat ze niet precies weet wat mensen voor haar op de bank deden, wat ze aten of hoe ze eruit zagen.
Plotseling schatert de vrouw. Ze kijkt Suzan spottend aan.
‘I need a lot of space.’
Weer buldert ze. Haar bovenlijf trilt mee, ze slaat zichzelf op haar bovenbeen.
De stilte komt terug en de verveling breidt zich uit. Een jongetje gooit zijn beker om. Zijn ouders deppen geïrriteerd de tafel met servetten. Het jongetje leunt tevreden achterover. De tafel is droog, het wachten gaat door.
De dikke vrouw staat op, ze leunt op het tafeltje dat wankelt onder haar gewicht. Ze draait zich om zodat het waanzinnige achterwerk haar gezicht bijna raakt. Ze leunt naar achter, maar haar blik wordt naar de witte vleesbult boven de knellende band getrokken. Rups. Er komt een rode string boven de broek uit.
Het vliegtuig zal nu weg zijn. Ze blijft zitten om het langzaam door te laten dringen. Als alles een fractie minder snel gaat is het leven te volgen. Een goede deal, iets voor een reclameslogan. Ontvouw u langzaam en vindt uw geluk! Hoewel er maar weinig mensen zijn die hun eigen kanker willen horen groeien. Zij moet weten wat er misgaat en tijd hebben om erachter te komen wat het beste is. Onduidelijkheid voorkomen, scherp worden.
Ze wacht tot ze een teken krijgt. Thuis was het meestal haar vader. Een kort, geërgerd handgebaar ‘wat ze daar nog deed?’
De Italianen staan op.
De muziek staat op repeat, niemand kijkt naar haar. De tafeltjes om haar heen raken leeg. Ze staat als laatste op en is te laat. Voor alles.