In gedachten staat ze weer aan kop van de condoleancerij. Niet alles gaat voorbij, er bestaat een eeuwig repeterend vermogen van gedachten. Ze staat weer op de plek die het meeste mededogen opwekt. Pas verderop, waar de familiebanden losser worden, vindt de strijd plaats. Wie mag het dichtste bij de weduwe staan.
Ze herinnerde zich niets van de clichés die waren uitgebraakt. Welk aangeschoten gezicht had ze niet gekend daar op die stralende mei-namiddag? Jasper wilde per se dat er goed werd gedronken, hij had zelf ook graag het glas geheven op zijn eigen sterven, zo prachtig uitgevoerd. Er was geen onbekende die ergens achteraf had gestaan. Hoewel? Wie was die vrouw die zich onmiddellijk had omgedraaid toen zij naar haar keek? Vreemd hoe sommige herinneringen pas werkelijkheid worden als je er achteraf aandacht aan geeft. Ze had toen gedacht dat de vrouw zich had vergist en bij de dode buurman moest zijn, voor wie de nabestaanden bij het graf klapten en zongen alsof er jaren naar dit moment was toegeleefd. Wie was zij? Ze komt niet verder dan haar uiterlijk: lang, gedistingeerd, donker stijl haar. Ze schudt haar schouders, maar kan het beeld van het kerkhof van vandaag, precies een half jaar later niet wissen.
Jasper was laat in haar leven gekomen, maar hoe ze samen de dagen deelden, de nachten braken en elkaar heel hielden was iets wat niet veel koppels hen nadeden.
De kanker zat door zijn hele lichaam. Binnen afzienbare tijd was hij van een sportieve vijftiger veranderd in een broos bottenstelsel dat ze nauwelijks durfde aan te raken. Ze was continu in paniek geweest, verbijtend dat ze hem niet kwijt wilde raken, bang voor zijn dood. Vooral het moment vlak na zijn dood. Zij stelde zich voor dat hij in haar armen zou sterven. Maar dan, wat dan?
Ze wilde tot de laatste seconde bij hem zijn. Hoe ze ook op één lijn hadden gezeten, over dit punt konden ze het niet eens worden. Hij wilde haar er niet mee belasten, hoe vaak ze hem ook verzekerde dat hij haar juist erger trof als hij het einde alleen zou doen. Dan schudde hij kort zijn hoofd, alsof hij er in die paar maanden van zijn ziekte er veertig jaar wijsheid bij had gekregen. Soms, als zij panisch werd bij het idee naar de wc te gaan terwijl hij zwaar lag te ademen, kon hij zijn ogen openen en ‘ga maar, het is nog niet zover’ fluisteren, alsof hij een exacte vertrektijd had doorgekregen. Als hij een goede dag had, neuriede hij Sunday, Bloody Sunday, maar zij had er geen waarde aan gehecht totdat ze op een zondagmorgen wakker werd en hij koud naast haar lag.
Ze zit al twee uur aan de keukentafel. Kun je iemands privacy ook na de dood schenden? Ze weet dat het beeld van het kerkhof zal doorrotten tot er niets meer van hun verleden over zal zijn. De vaas met de enorme bos rode rozen wankelt even als ze abrupt opstaat.
Ze loopt naar Jaspers werkkamer, gaat achter zijn bureau zitten en trekt de la open. Daar liggen ze, op een rij als een spel kaarten waar een hand overheen heeft gestreken. De agenda’s zijn klein en soepel. Zij heeft nooit begrepen hoe hij het voor elkaar kreeg zijn leven in zo’n klein boekje vorm te geven.
‘Sorry, Jasper, sorry,’ zegt ze zacht als ze de agenda openslaat bij januari. Ze kan zijn gepriegel goed lezen. Een typisch mannenhandschrift, niet vergelijkbaar met haar kinderlijk ronde contouren.
Ze bekijkt elke dag nauwkeurig. De afspraak bij de tandarts begin februari, waar het allemaal mee was begonnen. De tandarts vertrouwde de plek op de binnenkant van zijn wang niet en stuurde hem door. De afspraken bij de dokter, eten bij zijn ouders, lunchen met Christine, zijn oude studiegenote, de chemo. Ze bladert en herleeft de laatste weken van zijn leven tot ze in april een nieuwe naam ziet staan. Natasja. Midden op donderdag de 7e, geen indicatie van wat er samen met Natasja zal worden gedaan. Ze bladert onrustig verder. Niet willen weten, moeten weten. Ja, hier nog een keer, twee weken later, weer alleen die naam midden op de pagina.
In totaal staat Natasja vier keer vermeld, ook op zijn sterfdag. Heel alleen staat de naam daar, alsof hij het niet kan bevatten dat hij zo in de steek wordt gelaten door al die volgende pagina’s die leeg blijven. Toch bekijkt ze de rest van het jaar ook, maar dat blijft wit, hoewel, ze is er al voorbij als ze denkt iets te zien. Ze bladert terug. Ja, op 23 december staat de letter x, nee, wacht, het is een kruis, ja, en de letter M. Het heeft iets verontrustends, haar initiaal zo scherp en puntig. Ze vraagt zich af wat het kan betekenen, het is toch geen N? Ze kijkt beter, nee. Geen N. Ze pakt zijn mobiel. De batterij is leeg. Als ze de oplader in het stopcontact steekt wordt ze zenuwachtig. De vertraging geeft haar de gelegenheid te beseffen waar ze mee bezig is. Pas als ze de telefoon hoort overgaan vraagt ze zich af wat ze zal zeggen.
‘Hallo?’
De stem is vriendelijk.
‘Spreek ik met Natasja?’
‘Daar spreek je mee.’ Het klinkt vrolijk, een beetje spottend.
‘Met Maaike, ik zou heel graag langs willen komen.’
Natasja handelt het nuchter af alsof ze dit telefoontje veel eerder had verwacht. Ze is eigenlijk bezig, maar begrijpt dat het belangrijk voor Maaike is, en geeft haar het adres, ze kan meteen komen.
Gehaast trekt ze het jurkje aan dat Jasper zo mooi vond staan. Het beeld van vanmorgen dringt zich weer aan haar op. Toen ze vanuit de verte de gloed had gezien, probeerde ze het rood scherp te krijgen. Ze heeft daar gestaan en gekeken. Nagels in haar palmen. De bloemen waren goed, intens rood: zo moesten rozen eruit zien. Het houden van spatte uit de knoppen. Ze bukte om te voelen hoeveel water in de helblauwe vaas stond. Alles vers en fris. Een van de stoeltjes die normaal onder de spar stond was naar voren geschoven en stond dicht bij het graf. Ze ging zitten, haar eigen bosje overdwars op schoot.
Wat had zij zo enorm verkeerd ingeschat of over het hoofd gezien? Natasja. Alleen de naam brengt al een verbeeldingsstroom op gang. Ze moet zich wapenen. De vrouw had laconiek geklonken. Dit was er niet eentje die de waarheid zou verzwijgen om haar te sparen.
Ze parkeert haar auto. Het smalle straatje loopt omhoog en helemaal aan het einde is nummer twee.
De tijd die Natasja nodig heeft om naar de deur te komen houdt ze haar adem in tot ze recht in haar ogen kijkt en hard uitblaast. Het is de vrouw van de begrafenis.
‘Valt niet mee, hè, zo’n klim, en dat voor Nederland.’ Natasja lacht haar vriendelijk toe, schudt haar hand en draait zich meteen om. De strakke rok en de geweldige taille laat de balans zonder twijfel doorslaan.
In de zitkamer schijnt de zon door de lage ramen. De meubels zijn perfect op elkaar afgestemd. Natasja schenkt ongevraagd thee voor haar in. Het kopje trilt als zij het overneemt.
‘Het is een verschrikkelijke klap, dat begrijp ik wel,’ zegt Natasja.
Ze moet nu meteen beginnen. Geen begrip. Een snelle executie en dan wegwezen. ‘Kenden jullie elkaar al lang?’
‘Niet zo lang. April.’
Dat kwam in ieder geval overeen met de agenda.
‘Hoe vaak zagen jullie elkaar?’
‘Hij is hier drie keer geweest. Dat was alles. Jasper wilde eigenlijk niet, maar iets was sterker dan hij, dat zie je wel vaker.’ Natasja zegt het met een glimlach.
Ze heeft zin om haar op haar gezicht te timmeren.
‘Wist je dat hij getrouwd was?’ vraagt ze.
‘Ja, natuurlijk. Hij heeft me alles over je verteld.’
Misschien moet ze gewoon weer verdwijnen. Drie keer was ten slotte niet idioot vaak.
‘Maar hij wilde houvast, dat zie je veel bij mensen die ziek zijn.’
Houvast? Aan die knokige heupen zeker. Hij had verdomme haar toch gehad? Ze had hem stap voor stap begeleid, alles gedaan wat hij wilde.
‘Waar hebben jullie elkaar ontmoet?’
‘Christine belde om te vragen of ik hem kon helpen. Het duurde sowieso een tijdje voor hij belde voor een consult.’
‘Een consult?’
‘Ik werk met tarotkaarten, maar dat heeft Jasper je natuurlijk verteld. Ik had geen tijd, maar Christine drong aan, zij vertelde me dat Jasper per se wilde weten wanneer hij dood zou gaan.’
Ze ziet Jasper voor zich, een geconcentreerde blik op de kaarten.
‘Dat is een absoluut taboe in ons vak. Maar hij was zo radeloos dat ik uiteindelijk dacht dat het hem rustiger zou maken. Gelukkig bleek dat te kloppen. ‘
Jasper die alleen maar wilde weten wanneer hij dood zou gaan. Het dringt niet goed tot haar door.
‘Er stond nog een afspraak op zijn sterfdag.’
‘Dat was voor mij. Zodat ik zou weten dat als hij niet zou komen hij inderdaad naar de andere kant was overgegaan.’
Alsof Jasper een veerpont was.
‘Toen hij zijn eigen datum eenmaal wist, werd hij heel rustig. Alleen loste dat snel op omdat hij jou moest achterlaten en dat hij niet wist voor hoe lang. Dat was zijn grootste verdriet, ook dat wilde hij weten.’
Natasja kijkt haar aan alsof ze iets wil testen, uitvinden.
‘Heeft hij je iets verteld?’
Ze schudt haar hoofd.
‘Mooi, dat had ik hem op zijn hart gedrukt. Hij wist me uiteindelijk te overtuigen dat dat hem de definitieve rust zou geven die hij nodig had. En eerlijk gezegd: ik zit er nooit naast.’ Natasja glimlachte.
Maaike is nog steeds verdoofd. Ze knikt, staat op en loopt de kamer, het huis, de straat uit regelrecht in de armen van de toekomst die niet meer op haar hand is.
Ze herinnerde zich niets van de clichés die waren uitgebraakt. Welk aangeschoten gezicht had ze niet gekend daar op die stralende mei-namiddag? Jasper wilde per se dat er goed werd gedronken, hij had zelf ook graag het glas geheven op zijn eigen sterven, zo prachtig uitgevoerd. Er was geen onbekende die ergens achteraf had gestaan. Hoewel? Wie was die vrouw die zich onmiddellijk had omgedraaid toen zij naar haar keek? Vreemd hoe sommige herinneringen pas werkelijkheid worden als je er achteraf aandacht aan geeft. Ze had toen gedacht dat de vrouw zich had vergist en bij de dode buurman moest zijn, voor wie de nabestaanden bij het graf klapten en zongen alsof er jaren naar dit moment was toegeleefd. Wie was zij? Ze komt niet verder dan haar uiterlijk: lang, gedistingeerd, donker stijl haar. Ze schudt haar schouders, maar kan het beeld van het kerkhof van vandaag, precies een half jaar later niet wissen.
Jasper was laat in haar leven gekomen, maar hoe ze samen de dagen deelden, de nachten braken en elkaar heel hielden was iets wat niet veel koppels hen nadeden.
De kanker zat door zijn hele lichaam. Binnen afzienbare tijd was hij van een sportieve vijftiger veranderd in een broos bottenstelsel dat ze nauwelijks durfde aan te raken. Ze was continu in paniek geweest, verbijtend dat ze hem niet kwijt wilde raken, bang voor zijn dood. Vooral het moment vlak na zijn dood. Zij stelde zich voor dat hij in haar armen zou sterven. Maar dan, wat dan?
Ze wilde tot de laatste seconde bij hem zijn. Hoe ze ook op één lijn hadden gezeten, over dit punt konden ze het niet eens worden. Hij wilde haar er niet mee belasten, hoe vaak ze hem ook verzekerde dat hij haar juist erger trof als hij het einde alleen zou doen. Dan schudde hij kort zijn hoofd, alsof hij er in die paar maanden van zijn ziekte er veertig jaar wijsheid bij had gekregen. Soms, als zij panisch werd bij het idee naar de wc te gaan terwijl hij zwaar lag te ademen, kon hij zijn ogen openen en ‘ga maar, het is nog niet zover’ fluisteren, alsof hij een exacte vertrektijd had doorgekregen. Als hij een goede dag had, neuriede hij Sunday, Bloody Sunday, maar zij had er geen waarde aan gehecht totdat ze op een zondagmorgen wakker werd en hij koud naast haar lag.
Ze zit al twee uur aan de keukentafel. Kun je iemands privacy ook na de dood schenden? Ze weet dat het beeld van het kerkhof zal doorrotten tot er niets meer van hun verleden over zal zijn. De vaas met de enorme bos rode rozen wankelt even als ze abrupt opstaat.
Ze loopt naar Jaspers werkkamer, gaat achter zijn bureau zitten en trekt de la open. Daar liggen ze, op een rij als een spel kaarten waar een hand overheen heeft gestreken. De agenda’s zijn klein en soepel. Zij heeft nooit begrepen hoe hij het voor elkaar kreeg zijn leven in zo’n klein boekje vorm te geven.
‘Sorry, Jasper, sorry,’ zegt ze zacht als ze de agenda openslaat bij januari. Ze kan zijn gepriegel goed lezen. Een typisch mannenhandschrift, niet vergelijkbaar met haar kinderlijk ronde contouren.
Ze bekijkt elke dag nauwkeurig. De afspraak bij de tandarts begin februari, waar het allemaal mee was begonnen. De tandarts vertrouwde de plek op de binnenkant van zijn wang niet en stuurde hem door. De afspraken bij de dokter, eten bij zijn ouders, lunchen met Christine, zijn oude studiegenote, de chemo. Ze bladert en herleeft de laatste weken van zijn leven tot ze in april een nieuwe naam ziet staan. Natasja. Midden op donderdag de 7e, geen indicatie van wat er samen met Natasja zal worden gedaan. Ze bladert onrustig verder. Niet willen weten, moeten weten. Ja, hier nog een keer, twee weken later, weer alleen die naam midden op de pagina.
In totaal staat Natasja vier keer vermeld, ook op zijn sterfdag. Heel alleen staat de naam daar, alsof hij het niet kan bevatten dat hij zo in de steek wordt gelaten door al die volgende pagina’s die leeg blijven. Toch bekijkt ze de rest van het jaar ook, maar dat blijft wit, hoewel, ze is er al voorbij als ze denkt iets te zien. Ze bladert terug. Ja, op 23 december staat de letter x, nee, wacht, het is een kruis, ja, en de letter M. Het heeft iets verontrustends, haar initiaal zo scherp en puntig. Ze vraagt zich af wat het kan betekenen, het is toch geen N? Ze kijkt beter, nee. Geen N. Ze pakt zijn mobiel. De batterij is leeg. Als ze de oplader in het stopcontact steekt wordt ze zenuwachtig. De vertraging geeft haar de gelegenheid te beseffen waar ze mee bezig is. Pas als ze de telefoon hoort overgaan vraagt ze zich af wat ze zal zeggen.
‘Hallo?’
De stem is vriendelijk.
‘Spreek ik met Natasja?’
‘Daar spreek je mee.’ Het klinkt vrolijk, een beetje spottend.
‘Met Maaike, ik zou heel graag langs willen komen.’
Natasja handelt het nuchter af alsof ze dit telefoontje veel eerder had verwacht. Ze is eigenlijk bezig, maar begrijpt dat het belangrijk voor Maaike is, en geeft haar het adres, ze kan meteen komen.
Gehaast trekt ze het jurkje aan dat Jasper zo mooi vond staan. Het beeld van vanmorgen dringt zich weer aan haar op. Toen ze vanuit de verte de gloed had gezien, probeerde ze het rood scherp te krijgen. Ze heeft daar gestaan en gekeken. Nagels in haar palmen. De bloemen waren goed, intens rood: zo moesten rozen eruit zien. Het houden van spatte uit de knoppen. Ze bukte om te voelen hoeveel water in de helblauwe vaas stond. Alles vers en fris. Een van de stoeltjes die normaal onder de spar stond was naar voren geschoven en stond dicht bij het graf. Ze ging zitten, haar eigen bosje overdwars op schoot.
Wat had zij zo enorm verkeerd ingeschat of over het hoofd gezien? Natasja. Alleen de naam brengt al een verbeeldingsstroom op gang. Ze moet zich wapenen. De vrouw had laconiek geklonken. Dit was er niet eentje die de waarheid zou verzwijgen om haar te sparen.
Ze parkeert haar auto. Het smalle straatje loopt omhoog en helemaal aan het einde is nummer twee.
De tijd die Natasja nodig heeft om naar de deur te komen houdt ze haar adem in tot ze recht in haar ogen kijkt en hard uitblaast. Het is de vrouw van de begrafenis.
‘Valt niet mee, hè, zo’n klim, en dat voor Nederland.’ Natasja lacht haar vriendelijk toe, schudt haar hand en draait zich meteen om. De strakke rok en de geweldige taille laat de balans zonder twijfel doorslaan.
In de zitkamer schijnt de zon door de lage ramen. De meubels zijn perfect op elkaar afgestemd. Natasja schenkt ongevraagd thee voor haar in. Het kopje trilt als zij het overneemt.
‘Het is een verschrikkelijke klap, dat begrijp ik wel,’ zegt Natasja.
Ze moet nu meteen beginnen. Geen begrip. Een snelle executie en dan wegwezen. ‘Kenden jullie elkaar al lang?’
‘Niet zo lang. April.’
Dat kwam in ieder geval overeen met de agenda.
‘Hoe vaak zagen jullie elkaar?’
‘Hij is hier drie keer geweest. Dat was alles. Jasper wilde eigenlijk niet, maar iets was sterker dan hij, dat zie je wel vaker.’ Natasja zegt het met een glimlach.
Ze heeft zin om haar op haar gezicht te timmeren.
‘Wist je dat hij getrouwd was?’ vraagt ze.
‘Ja, natuurlijk. Hij heeft me alles over je verteld.’
Misschien moet ze gewoon weer verdwijnen. Drie keer was ten slotte niet idioot vaak.
‘Maar hij wilde houvast, dat zie je veel bij mensen die ziek zijn.’
Houvast? Aan die knokige heupen zeker. Hij had verdomme haar toch gehad? Ze had hem stap voor stap begeleid, alles gedaan wat hij wilde.
‘Waar hebben jullie elkaar ontmoet?’
‘Christine belde om te vragen of ik hem kon helpen. Het duurde sowieso een tijdje voor hij belde voor een consult.’
‘Een consult?’
‘Ik werk met tarotkaarten, maar dat heeft Jasper je natuurlijk verteld. Ik had geen tijd, maar Christine drong aan, zij vertelde me dat Jasper per se wilde weten wanneer hij dood zou gaan.’
Ze ziet Jasper voor zich, een geconcentreerde blik op de kaarten.
‘Dat is een absoluut taboe in ons vak. Maar hij was zo radeloos dat ik uiteindelijk dacht dat het hem rustiger zou maken. Gelukkig bleek dat te kloppen. ‘
Jasper die alleen maar wilde weten wanneer hij dood zou gaan. Het dringt niet goed tot haar door.
‘Er stond nog een afspraak op zijn sterfdag.’
‘Dat was voor mij. Zodat ik zou weten dat als hij niet zou komen hij inderdaad naar de andere kant was overgegaan.’
Alsof Jasper een veerpont was.
‘Toen hij zijn eigen datum eenmaal wist, werd hij heel rustig. Alleen loste dat snel op omdat hij jou moest achterlaten en dat hij niet wist voor hoe lang. Dat was zijn grootste verdriet, ook dat wilde hij weten.’
Natasja kijkt haar aan alsof ze iets wil testen, uitvinden.
‘Heeft hij je iets verteld?’
Ze schudt haar hoofd.
‘Mooi, dat had ik hem op zijn hart gedrukt. Hij wist me uiteindelijk te overtuigen dat dat hem de definitieve rust zou geven die hij nodig had. En eerlijk gezegd: ik zit er nooit naast.’ Natasja glimlachte.
Maaike is nog steeds verdoofd. Ze knikt, staat op en loopt de kamer, het huis, de straat uit regelrecht in de armen van de toekomst die niet meer op haar hand is.