Het enige wat ik wist was dat we zouden gaan lopen en in de bossen overnachten. Ik in de geleende bivakzak, hij in zijn hangmat.
I, die de verhalen over de Wizard kent, vroeg of ik wist waar ik heen ging. Niet helemaal. Ik wist dat ik op Bristol vloog en dat hij me zou komen halen. Of ik geen adres had. Had ik niet. Naam van de plaats waar het dorp dan? Ook niet. Maar jij denkt dat hij je wel komt halen? Ja, zeker. En als hij er niet is, dan werd het een ander soort vakantie. I had zo haar gedachten erover. Ik stelde haar gerust en vertelde dat ik de eerste nacht bij zijn zus zou logeren, en blijkbaar was dat heel mooi. I zei dat ze eerder het idee had dat zo'n zus net zo zwerverachtig zou zijn als hij zelf. Ik dacht het niet, maar het kon natuurlijk altijd. Ik zou wel weer zien.
Natuurlijk stond de Wizard op het vliegveld. We reden naar de kust, Weston-super-Mare. En toen we de oprijlaan opgingen, dacht ik toch even: zie je wel...