Mijn patrijspoort kijkt precies uit op haar boot. Als ik in de stuurhut zit kan ik haar hele ark zien: het terras aan de zuidzijde, de grote ramen van haar zitkamer, die van de open keuken en de ramen van haar werkruimte. Ze is muzikant. Nee, ze speelt saxofoon, dat is alles.
Zij kent mij niet, ik ken haar. Verrekijker. Nee, natuurlijk niet vanuit de stuurhut, vanuit de romp, dat kan ze niet zien, of, misschien kan ze dat wel, maar ze verwacht het niet. Niet van mij. Man, tweeënvijftig, niet knap, niet lelijk. Gewoon als ieder ander.
Achter de muziekstandaard die voor het raam staat, heeft ze een hangmat gehangen. Daar schommelt ze in als ze inspiratie moet opdoen. Ha! Daar weer achter staat het grote tweepersoonsbed met gigantische kussens. Zeker ook voor inspiratie. De ene zitkamermuur is gifgroen, de andere fel paars. Alsof afwijkende kleuren je tot artiest verheffen. Ze wil een echte muzikant zijn. Dat willen we allemaal wel.
Ze zwaait vriendelijk als ze me in mijn stuurhut ziet of als ze me op straat tegenkomt. Ze is aardig.
Zij, Simone ter Veld, 1 juli 19.., daar kom ik nog wel achter, staat om 07.00 op. Dat valt alles mee. De gordijnen gaan om 07.15 open, evenals de deur naar haar terras. Ze draagt een zijden Chinese kamerjas, waarvan ze de ceintuur strak om haar middel heeft getrokken. Haar haren zijn elke dag nat. Ze zet een leeg glas op het aanrecht, aan het bodempje te zien was het jus d’orange. Waarschijnlijk neemt ze dat voordat ze onder de douche gaat. Weet ik nog niet. Project. Ze verdwijnt weer in haar badkamer en komt er gekleed uit. Dat kost haar gemiddeld vier minuten. Met een bakje muesli (€4,20 van de natuurwinkel) gaat ze op het terras zitten ontbijten. Tijdens dat ontbijt kijkt ze omhoog naar haar schutting waar klimplanten tegenaan groeien, als het nodig is verwijdert ze dood blad. Ik vermoed dat ze tegen haar planten praat, zo’n type is ‘t wel. Nu en dan staat ze op om een uitgelopen Clematis (gekregen) of Passiebloem (€9,99 Intratuin) te leiden. Mijn kant kijkt ze niet op. Na haar ontbijt gaat ze naar buiten voor een halfje waldcorn of voor een koffie verkeerd in het cafeetje op de Dijk dat om 08.00 open gaat. Om 08.30 is ze terug op de boot. De terrasdeur gaat weer open, en ze gaat op de kruk zitten die achter haar muziekstandaard staat. Het eerste half uur beweegt ze zich tussen kruk en aanrecht. Koffie zetten (koffiefilter/kokend water), het achter haar standaard opdrinken ervan, lege kop weer terug op het aanrecht, zitten, toch nog even een glas water, naar de wc, broek pas in de kamer dicht. Tegen de tijd dat ze rustig wordt moet ik naar mijn werk, behalve op vrijdag, dan zie ik het vervolg.
Ze studeert een uurtje. Daarna zit ze op het terras over het water te kijken of ze telefoneert. God, wat belt die vrouw. Ze is een beller, geen saxofonist. Soms is ze op vrijdag weg. Mijn hele dag naar de kloten.
Een relatie heeft ze niet. Mooi. Muzikanten hebben geen klankbord, alleen rauwe noten. Nu danst ze nog als ze aan het koken is. Heupwiegend achter het aanrecht. Ze slaat geen acht op de boten die haar dikke kont heen en weer zien gaan. Ze negeert het fluiten, het roepen. Alsof zij zo onaantastbaar is.
Iedere avond heeft ze iets. Of ze sprint er vandoor op haar knalrode fiets of ze onthaalt die veel te uitgebreide vriendenkring van haar. Eten op het terras, een drankje bij de vuurkorf. Nooit vraagt ze mij voor een borrel. Nooit. Ik woon hier vijftien jaar. Zij drie jaar, acht maanden en anderhalve week.
Om 00.00 uur maakt ze zich gereed om naar bed te gaan. Door het gordijn van haar zitkamer dat niet goed sluit, kan ik haar naar de wc zien lopen en dan houdt het leven op. ’s Nachts komt ze er niet uit. Heel af en toe moet ze rond 03.00 uur plassen, naakt, maar alleen als ze bezoek heeft gehad en te veel thee heeft gedronken.
Ik ken haar familie. Ik ken haar vrienden. Slet. Ik weet waar ze van houdt, ik
ben op de hoogte van haar drankgebruik: de onrust, het heen en weer lopen, het pakken van de fles. Haar strijd. Het weer wegzetten. En na een kwartier toch dat grijpen naar een glas. Slappeling. En nog een. Ik ben op de hoogte van haar promiscuïteit. Wacht maar. Ik ken haar pieken. Haar geschater. Vrolijk ketsend over het water. Kom hier, ik zal je eens echt goed laten lachen. Ik ken haar dalen. Als ze aan komt fietsen weet ik al hoe het met haar gaat. Iemand heeft mijn meisje verdriet gedaan: kaken op elkaar geklemd, iemand heeft mijn kindje teleurgesteld: schouders hoog opgetrokken. De sporen van de huilbuien trekken niet meer weg en maken groeven in haar uitnodigende gezichtje. Kom maar hier, schatje.
Ze is mijn kleine geile buurmeisje en het wordt tijd dat ze dat beseft.
Hoog tijd.
Zij kent mij niet, ik ken haar. Verrekijker. Nee, natuurlijk niet vanuit de stuurhut, vanuit de romp, dat kan ze niet zien, of, misschien kan ze dat wel, maar ze verwacht het niet. Niet van mij. Man, tweeënvijftig, niet knap, niet lelijk. Gewoon als ieder ander.
Achter de muziekstandaard die voor het raam staat, heeft ze een hangmat gehangen. Daar schommelt ze in als ze inspiratie moet opdoen. Ha! Daar weer achter staat het grote tweepersoonsbed met gigantische kussens. Zeker ook voor inspiratie. De ene zitkamermuur is gifgroen, de andere fel paars. Alsof afwijkende kleuren je tot artiest verheffen. Ze wil een echte muzikant zijn. Dat willen we allemaal wel.
Ze zwaait vriendelijk als ze me in mijn stuurhut ziet of als ze me op straat tegenkomt. Ze is aardig.
Zij, Simone ter Veld, 1 juli 19.., daar kom ik nog wel achter, staat om 07.00 op. Dat valt alles mee. De gordijnen gaan om 07.15 open, evenals de deur naar haar terras. Ze draagt een zijden Chinese kamerjas, waarvan ze de ceintuur strak om haar middel heeft getrokken. Haar haren zijn elke dag nat. Ze zet een leeg glas op het aanrecht, aan het bodempje te zien was het jus d’orange. Waarschijnlijk neemt ze dat voordat ze onder de douche gaat. Weet ik nog niet. Project. Ze verdwijnt weer in haar badkamer en komt er gekleed uit. Dat kost haar gemiddeld vier minuten. Met een bakje muesli (€4,20 van de natuurwinkel) gaat ze op het terras zitten ontbijten. Tijdens dat ontbijt kijkt ze omhoog naar haar schutting waar klimplanten tegenaan groeien, als het nodig is verwijdert ze dood blad. Ik vermoed dat ze tegen haar planten praat, zo’n type is ‘t wel. Nu en dan staat ze op om een uitgelopen Clematis (gekregen) of Passiebloem (€9,99 Intratuin) te leiden. Mijn kant kijkt ze niet op. Na haar ontbijt gaat ze naar buiten voor een halfje waldcorn of voor een koffie verkeerd in het cafeetje op de Dijk dat om 08.00 open gaat. Om 08.30 is ze terug op de boot. De terrasdeur gaat weer open, en ze gaat op de kruk zitten die achter haar muziekstandaard staat. Het eerste half uur beweegt ze zich tussen kruk en aanrecht. Koffie zetten (koffiefilter/kokend water), het achter haar standaard opdrinken ervan, lege kop weer terug op het aanrecht, zitten, toch nog even een glas water, naar de wc, broek pas in de kamer dicht. Tegen de tijd dat ze rustig wordt moet ik naar mijn werk, behalve op vrijdag, dan zie ik het vervolg.
Ze studeert een uurtje. Daarna zit ze op het terras over het water te kijken of ze telefoneert. God, wat belt die vrouw. Ze is een beller, geen saxofonist. Soms is ze op vrijdag weg. Mijn hele dag naar de kloten.
Een relatie heeft ze niet. Mooi. Muzikanten hebben geen klankbord, alleen rauwe noten. Nu danst ze nog als ze aan het koken is. Heupwiegend achter het aanrecht. Ze slaat geen acht op de boten die haar dikke kont heen en weer zien gaan. Ze negeert het fluiten, het roepen. Alsof zij zo onaantastbaar is.
Iedere avond heeft ze iets. Of ze sprint er vandoor op haar knalrode fiets of ze onthaalt die veel te uitgebreide vriendenkring van haar. Eten op het terras, een drankje bij de vuurkorf. Nooit vraagt ze mij voor een borrel. Nooit. Ik woon hier vijftien jaar. Zij drie jaar, acht maanden en anderhalve week.
Om 00.00 uur maakt ze zich gereed om naar bed te gaan. Door het gordijn van haar zitkamer dat niet goed sluit, kan ik haar naar de wc zien lopen en dan houdt het leven op. ’s Nachts komt ze er niet uit. Heel af en toe moet ze rond 03.00 uur plassen, naakt, maar alleen als ze bezoek heeft gehad en te veel thee heeft gedronken.
Ik ken haar familie. Ik ken haar vrienden. Slet. Ik weet waar ze van houdt, ik
ben op de hoogte van haar drankgebruik: de onrust, het heen en weer lopen, het pakken van de fles. Haar strijd. Het weer wegzetten. En na een kwartier toch dat grijpen naar een glas. Slappeling. En nog een. Ik ben op de hoogte van haar promiscuïteit. Wacht maar. Ik ken haar pieken. Haar geschater. Vrolijk ketsend over het water. Kom hier, ik zal je eens echt goed laten lachen. Ik ken haar dalen. Als ze aan komt fietsen weet ik al hoe het met haar gaat. Iemand heeft mijn meisje verdriet gedaan: kaken op elkaar geklemd, iemand heeft mijn kindje teleurgesteld: schouders hoog opgetrokken. De sporen van de huilbuien trekken niet meer weg en maken groeven in haar uitnodigende gezichtje. Kom maar hier, schatje.
Ze is mijn kleine geile buurmeisje en het wordt tijd dat ze dat beseft.
Hoog tijd.