Ze moet vastgehouden worden, denkt ze op het moment dat de alcohol goed begint te werken. Geneukt, corrigeert ze zichzelf, want wat is nou helemaal het verschil. Ze wil praten, hoewel ze niet weet tegen wie. Eindeloos praten. Maar zelfs over het woord ‘eindeloos’ struikelt ze. Op het moment dat ze iemand nodig denkt te hebben, bedoelt ze eigenlijk iemand om tegen te kunnen leunen, met dat grote vette lichaam van haar dat meedrilt op elke willekeurige gedachte. Er zijn mannen die het prettig vinden dat iedere beweging een dubbel effect sorteert: de huid die na het beuken plotseling weer uitdeukt en in de oorspronkelijke positie terugplopt.
Ze heeft tientallen hulpsessies gevolgd, te veel geld betaald voor het effect dat ze hadden. Het doet haar niet veel. Ze hoeft niet meer zo nodig te achterhalen waarom haar gevoelens in vet gesmoord moeten worden. Schema’s en doelen stellen, daar is ze ook mee opgehouden. Omdat het een toekomst suggereert. Ze is vrij, ze hoeft aan niemand verantwoording af te leggen als ze in de taxi toonloos de naam van de parenclub noemt om zich door een tengere Marokkaan te laten nemen. Het heeft iets van een ongekende rustpauze tussen het proberen door. In de club geven we toe dat we de vertrouwdheid niet voor elkaar krijgen met z’n tweeën, maar dat één, twee, drie of nog meer mannen gebruik mogen maken van ons lichaam. Het lichaam dat we zo zorgvuldig voor echte liefde moesten bewaren van onze echte moeders.
In de club wordt ze vriendelijk ontvangen. Op de monitor die achter de balie hangt ziet ze witte bewegende lichamen: het belooft een drukke avond te worden. Helemaal achterin de kleedruimte – die haar doet denken aan de gehate gymzaal – trekt ze haar strechkleding uit. In haar hand heeft ze een onderjurkje. Ze vloekt om het verkleinwoord.
Eerst wat zwemmen om op te warmen. Ze plonst in het warme water en mannen duiken onmiddellijk opzij. Het idee dit gevaarte aan te raken schrikt ze af, maar geïntrigeerd zijn ze. Ze kijken hoe zij haar driedubbele armen spreidt en haar benen, die loodrecht naar beneden hangen, intrekt, opent en sluit. Wat ze maar niet kan afleren is het spreiden van haar vingers als ze haar benen naar buiten duwt. Een merkwaardig gezicht, ze weet het.
Het bad is klein. Ze zwemt een paar keer op en neer en droogt zich af met een handdoek die haar kont niet kan bedekken. Nu wil ze zich wel een rondje laten nemen. Kijken wie durft. Op het gigantische ronde kussen in het midden van de rode ruimte wacht ze op de eerste. Het is een kleine man, met zijn enorme pik als enige trots omhoog. De combinatie ligt niet voor de hand, maar hij wil zich graag tussen haar rollen wringen. Zij vindt het best. Ze weet dat anderen al gauw stil in de rij zullen staan wachten tot ze mogen, iets wat ze vernederend voor hen vindt. De man komt tussen haar benen staan. De viagra houdt zijn geslacht omhoog en trilt met zijn ademhaling mee. Ze spreidt haar vingers en sluit haar ogen. Het binnendringen, hard in al die zachtheid, heeft ze nodig. Het laten wegneuken van alles. De man pompt gedegen, hij klemt zijn handen om haar knieën om goed grip te houden en het snelle ritme niet te verstoren. Ze zou nu wel in iemands schoot willen liggen, haar bovenlichaam iets opgericht tegen de buik, zodat ze alles wat er tussen haar benen gebeurt goed kan zien en tegelijkertijd gewiegd wordt. Als ze van onder opengereten wordt moet er eigenlijk vanaf de andere kant troost binnenstromen. Maar er is nog niemand in de buurt die ze geschikt acht voor zo’n hoofdrol. Misschien zo maar eens naar boven, naar de ruimte met de dikke plastic matras die haar weer aan de gymzaal doet denken. Ze wil er niet bij stilstaan, bij de wekelijkse kwelling onder leiding van Smit. Hij kon niet verhullen dat hij haar een smerig kind vond. Als hij zijn blik op haar vestigde vertrok zijn mond alsof hij een slijmerige prullenbak leegde. En altijd, altijd schreeuwde hij zijn commentaar door de zaal: ‘Omhoog, zwaai ze nou eens goed omhoog met die dikke kont van je!’ terwijl zij in doodsangst aan de ringen hing en niets meer voor elkaar kreeg. Niet aan denken, nee, hier blijven liggen en de rij laten aanwassen.
Er staan drie mannen achter de kleine viagra, strak te kijken naar zijn bewegende achterkant om een glimp van het rozerood op te vangen. Ze vindt de eerstvolgende wel aantrekkelijk. Ze duwt de kabouter van zich af en glimlacht naar de man, terwijl ze haar onderlijf even heen en weer schuift om hem uitbundig te kunnen ontvangen. Hij recht zijn schouders en zet stappen terwijl hij zorgvuldig eerst zijn linkerschouder en dan zijn rechterschouder naar voren duwt. Alsof hij op een catwalk loopt. Deze zal het kunnen. Zoals violisten onnavolgbaar kunnen vingeren: tokkelen als levenskunst.
Ze heeft gelijk. Hij heeft een perfecte slag en laat haar genieten van de ronddraaiende bewegingen die zoveel beter zijn dan het recht op en neer gestoot. De rij wordt langer. De virtuoos leeft zich uit, ze gromt en schreeuwt haar onvermogen en alles wat toch nog wat onvoorzien naar boven komt, door de ruimte. Als de man zichzelf de vermoeienis heeft ingespoten, kijkt ze naar de volgende. Zodra ze wenkt dat hij mag, slaat hij meteen toe, maar voordat hij in haar ramt fluistert hij zijn naam in haar oor. ‘Boudewijn, aangenaam.’ Ze is verbijsterd. Deze man moet achter haar gaan zitten, haar vasthouden en wiegen. Ze slaat haar armen om zijn nek alsof ze test of hij haar gewicht aankan. ‘Eva,’ fluistert ze. Heel even zijn ze een paar dat zich na jaren nog verbaast over de schoonheid die ze in elkaar vinden. ‘Ik ben Eva,’ zegt ze voor de zekerheid. Als antwoord stoot hij diep, komt klaar en duwt zich weer van haar af.
De volgende knielt en steekt zijn tong in de afgrond. Ze ligt niet goed, half op de bank. De man probeert haar met zijn handen onder haar reusachtige billen een stukje omhoog te duwen, terwijl hij niet ophoudt met waar hij zo druk mee bezig is. Ze heeft te veel massa. Hij gaat echter verwoed door en zij glijdt beetje bij beetje naar beneden. De man heft met een ruk zijn hoofd op. ‘Ga eens omhoog met die dikke kont van je.’
Ze ziet zijn ogen, klein, een beetje gluiperig, zijn neus te groot voor het benige gezicht. Er begint iets in haar te trillen. ‘Omhoog met die reet!’ De muffe zaal vol puberzweet. De stilte die neerdaalt als zij iets moet voordoen. En al die natte voetafdrukken die ze achterlaat op de vloer. Na de eerste poging wordt er naar adem gehapt, het giechelen begint bij de derde keer als Smit zijn aanwijzingen steeds driftiger door de zaal schreeuwt en zij de kopkiep niet durft uit te voeren en telkens als een onwillige merrie met een ruk vlak voor de balk stilhoudt en met haar kin op haar borst terugloopt om verder te weigeren nog één been te verzetten en alleen nog maar bokkig wacht op het commando dat ze in de kleedkamer moet gaan zitten wachten op straf.
Nu buigt die stilte van toen zich over haar heen, wat haar plotseling goed bevalt. Zij pakt heel rustig het hoofd van de man en duwt het terug op zijn plek, meteen pakt hij de draad weer op. Ze staart naar het plafond, glimlacht alsof ze daar een herschreven verleden ziet, of misschien zelfs wel een lichte toekomst en drukt heel traag haar benen tegen elkaar. Millimeter voor millimeter komen de hammen dichter naar elkaar toe. De eerstvolgende ziet hoe haar gezicht steeds roder wordt en het spartelen van de man heftiger. Alsof er een afspraak is gemaakt over niet-handelen – ieder heeft tenslotte recht op zijn eigen noodweer ook al is dat in theorie verjaard – blijft de eerste in lijn staan kijken. Ze raakt afgeleid en haar spieren verslappen. Ze glimlacht naar hem, maar zodra ze voelt dat ze het hoofd verliest, knijpt ze stevig aan en voert de druk weer op. Ze wordt licht in haar hoofd en merkt niet meteen dat de clubeigenaar binnenstormt. Pas als hij haar benen uit elkaar wrikt, weet ze dat haar feestje is afgelopen. Smit rolt over de grond, naar lucht happend, en is zo onvoorstelbaar kwaad.
Ze kijkt naar de leraar op de vloer, zijn gezicht glimt alsof het in de olie is gedoopt. Ze ziet paniek. Ze weet hoe het voelt. Met een zucht staat ze op en loopt met haar veel te kleine handdoek naar de veel te verre deur.
Ze heeft tientallen hulpsessies gevolgd, te veel geld betaald voor het effect dat ze hadden. Het doet haar niet veel. Ze hoeft niet meer zo nodig te achterhalen waarom haar gevoelens in vet gesmoord moeten worden. Schema’s en doelen stellen, daar is ze ook mee opgehouden. Omdat het een toekomst suggereert. Ze is vrij, ze hoeft aan niemand verantwoording af te leggen als ze in de taxi toonloos de naam van de parenclub noemt om zich door een tengere Marokkaan te laten nemen. Het heeft iets van een ongekende rustpauze tussen het proberen door. In de club geven we toe dat we de vertrouwdheid niet voor elkaar krijgen met z’n tweeën, maar dat één, twee, drie of nog meer mannen gebruik mogen maken van ons lichaam. Het lichaam dat we zo zorgvuldig voor echte liefde moesten bewaren van onze echte moeders.
In de club wordt ze vriendelijk ontvangen. Op de monitor die achter de balie hangt ziet ze witte bewegende lichamen: het belooft een drukke avond te worden. Helemaal achterin de kleedruimte – die haar doet denken aan de gehate gymzaal – trekt ze haar strechkleding uit. In haar hand heeft ze een onderjurkje. Ze vloekt om het verkleinwoord.
Eerst wat zwemmen om op te warmen. Ze plonst in het warme water en mannen duiken onmiddellijk opzij. Het idee dit gevaarte aan te raken schrikt ze af, maar geïntrigeerd zijn ze. Ze kijken hoe zij haar driedubbele armen spreidt en haar benen, die loodrecht naar beneden hangen, intrekt, opent en sluit. Wat ze maar niet kan afleren is het spreiden van haar vingers als ze haar benen naar buiten duwt. Een merkwaardig gezicht, ze weet het.
Het bad is klein. Ze zwemt een paar keer op en neer en droogt zich af met een handdoek die haar kont niet kan bedekken. Nu wil ze zich wel een rondje laten nemen. Kijken wie durft. Op het gigantische ronde kussen in het midden van de rode ruimte wacht ze op de eerste. Het is een kleine man, met zijn enorme pik als enige trots omhoog. De combinatie ligt niet voor de hand, maar hij wil zich graag tussen haar rollen wringen. Zij vindt het best. Ze weet dat anderen al gauw stil in de rij zullen staan wachten tot ze mogen, iets wat ze vernederend voor hen vindt. De man komt tussen haar benen staan. De viagra houdt zijn geslacht omhoog en trilt met zijn ademhaling mee. Ze spreidt haar vingers en sluit haar ogen. Het binnendringen, hard in al die zachtheid, heeft ze nodig. Het laten wegneuken van alles. De man pompt gedegen, hij klemt zijn handen om haar knieën om goed grip te houden en het snelle ritme niet te verstoren. Ze zou nu wel in iemands schoot willen liggen, haar bovenlichaam iets opgericht tegen de buik, zodat ze alles wat er tussen haar benen gebeurt goed kan zien en tegelijkertijd gewiegd wordt. Als ze van onder opengereten wordt moet er eigenlijk vanaf de andere kant troost binnenstromen. Maar er is nog niemand in de buurt die ze geschikt acht voor zo’n hoofdrol. Misschien zo maar eens naar boven, naar de ruimte met de dikke plastic matras die haar weer aan de gymzaal doet denken. Ze wil er niet bij stilstaan, bij de wekelijkse kwelling onder leiding van Smit. Hij kon niet verhullen dat hij haar een smerig kind vond. Als hij zijn blik op haar vestigde vertrok zijn mond alsof hij een slijmerige prullenbak leegde. En altijd, altijd schreeuwde hij zijn commentaar door de zaal: ‘Omhoog, zwaai ze nou eens goed omhoog met die dikke kont van je!’ terwijl zij in doodsangst aan de ringen hing en niets meer voor elkaar kreeg. Niet aan denken, nee, hier blijven liggen en de rij laten aanwassen.
Er staan drie mannen achter de kleine viagra, strak te kijken naar zijn bewegende achterkant om een glimp van het rozerood op te vangen. Ze vindt de eerstvolgende wel aantrekkelijk. Ze duwt de kabouter van zich af en glimlacht naar de man, terwijl ze haar onderlijf even heen en weer schuift om hem uitbundig te kunnen ontvangen. Hij recht zijn schouders en zet stappen terwijl hij zorgvuldig eerst zijn linkerschouder en dan zijn rechterschouder naar voren duwt. Alsof hij op een catwalk loopt. Deze zal het kunnen. Zoals violisten onnavolgbaar kunnen vingeren: tokkelen als levenskunst.
Ze heeft gelijk. Hij heeft een perfecte slag en laat haar genieten van de ronddraaiende bewegingen die zoveel beter zijn dan het recht op en neer gestoot. De rij wordt langer. De virtuoos leeft zich uit, ze gromt en schreeuwt haar onvermogen en alles wat toch nog wat onvoorzien naar boven komt, door de ruimte. Als de man zichzelf de vermoeienis heeft ingespoten, kijkt ze naar de volgende. Zodra ze wenkt dat hij mag, slaat hij meteen toe, maar voordat hij in haar ramt fluistert hij zijn naam in haar oor. ‘Boudewijn, aangenaam.’ Ze is verbijsterd. Deze man moet achter haar gaan zitten, haar vasthouden en wiegen. Ze slaat haar armen om zijn nek alsof ze test of hij haar gewicht aankan. ‘Eva,’ fluistert ze. Heel even zijn ze een paar dat zich na jaren nog verbaast over de schoonheid die ze in elkaar vinden. ‘Ik ben Eva,’ zegt ze voor de zekerheid. Als antwoord stoot hij diep, komt klaar en duwt zich weer van haar af.
De volgende knielt en steekt zijn tong in de afgrond. Ze ligt niet goed, half op de bank. De man probeert haar met zijn handen onder haar reusachtige billen een stukje omhoog te duwen, terwijl hij niet ophoudt met waar hij zo druk mee bezig is. Ze heeft te veel massa. Hij gaat echter verwoed door en zij glijdt beetje bij beetje naar beneden. De man heft met een ruk zijn hoofd op. ‘Ga eens omhoog met die dikke kont van je.’
Ze ziet zijn ogen, klein, een beetje gluiperig, zijn neus te groot voor het benige gezicht. Er begint iets in haar te trillen. ‘Omhoog met die reet!’ De muffe zaal vol puberzweet. De stilte die neerdaalt als zij iets moet voordoen. En al die natte voetafdrukken die ze achterlaat op de vloer. Na de eerste poging wordt er naar adem gehapt, het giechelen begint bij de derde keer als Smit zijn aanwijzingen steeds driftiger door de zaal schreeuwt en zij de kopkiep niet durft uit te voeren en telkens als een onwillige merrie met een ruk vlak voor de balk stilhoudt en met haar kin op haar borst terugloopt om verder te weigeren nog één been te verzetten en alleen nog maar bokkig wacht op het commando dat ze in de kleedkamer moet gaan zitten wachten op straf.
Nu buigt die stilte van toen zich over haar heen, wat haar plotseling goed bevalt. Zij pakt heel rustig het hoofd van de man en duwt het terug op zijn plek, meteen pakt hij de draad weer op. Ze staart naar het plafond, glimlacht alsof ze daar een herschreven verleden ziet, of misschien zelfs wel een lichte toekomst en drukt heel traag haar benen tegen elkaar. Millimeter voor millimeter komen de hammen dichter naar elkaar toe. De eerstvolgende ziet hoe haar gezicht steeds roder wordt en het spartelen van de man heftiger. Alsof er een afspraak is gemaakt over niet-handelen – ieder heeft tenslotte recht op zijn eigen noodweer ook al is dat in theorie verjaard – blijft de eerste in lijn staan kijken. Ze raakt afgeleid en haar spieren verslappen. Ze glimlacht naar hem, maar zodra ze voelt dat ze het hoofd verliest, knijpt ze stevig aan en voert de druk weer op. Ze wordt licht in haar hoofd en merkt niet meteen dat de clubeigenaar binnenstormt. Pas als hij haar benen uit elkaar wrikt, weet ze dat haar feestje is afgelopen. Smit rolt over de grond, naar lucht happend, en is zo onvoorstelbaar kwaad.
Ze kijkt naar de leraar op de vloer, zijn gezicht glimt alsof het in de olie is gedoopt. Ze ziet paniek. Ze weet hoe het voelt. Met een zucht staat ze op en loopt met haar veel te kleine handdoek naar de veel te verre deur.