Eerste winkel.
W trok een jurk uit het rek waarvan ik dacht dat hij verschrikkelijk tutterdetut was. Maar ik - de welwillende - paste de jurk. Hij was erg goed.
Van het vest dat hij me vervolgens voorhield, dacht ik dat het één groot misverstand was. Pasteltinten.
W: 'Normaal haat ik pastel ook. Doe maar aan.'
Ik deed hem aan.
De verkoopster, een ongelofelijk leuke vrouw, maakte koffie. Ze kende W, die een special treatment kreeg ondanks het feit dat de mannenlijn was wegbezuinigd.
Deze onopgedrongen koffie wilde ik wel.
W en de leuke vonden het vest geweldig.
'Is ie duur?' vroeg ik.
'Ja!' zei ze.
Kijk, dan heb je mij. Dat waardeer ik zo ontzettend, geen gezeik over kwaliteit en exclusieve schapen, lama's, Alpaca, Kasjmier.
Gewoon duur en mooi.
Bij een volgende winkel - ook daar kenden ze W - kocht ik onder zijn auspiciën een jurk die ik never nooit zelf uit het rek had gehaald.
Ik vreesde tuttigheid. W beweert dat dat met mijn hoofd niet mogelijk is. Wat ik ook aantrek.
Rest de vraag hoe het morgen zal zijn.
Ik trek de vermeende tutterdetut-jurken aan. Het vest. Ik kijk even heel snel naar de bonnetjes. Scheur ik dan in één grootste beweging de labels eraf? Of zie ik alleen maar: 'Uitverkoop kan niet worden geruild.'