C vroeg aan mij: ben jij een hoog- of een laagkijker. Geen twijfel mogelijk.
Ik wilde al ik weet niet hoe lang vertrekken naar de tuin. P had zich de dag daarvoor al kapotgewerkt, hardnekkige wortels eruit gehaald.
P wil nog een kopje koffie: 'Elk kopje koffie is nog tien minuten rust.' Na een dag beulen maakte ik aan het einde van de middag een fik in de vuurkorf. Ik goot lampenolie over het hout en en passant deed ik een brandende kaars in het geheel omdat het me niet hard genoeg ging. Het fijne van P is dat hij me mijn gang laat gaan. En helemaal fijn dat hij naast me bleef zitten op het moment dat de boel begon te roken, te sissen en te vlammen.
T heeft ook een tuinhuis, gisteren zag ik het voor het eerst. Zij had een formidabele oplossing. Een geul om het overtollige water op te vangen. Dus groef ik vandaag ook zo'n geul, verwijderde het kapotte vijverdoek wat al twee jaar op mijn lijstje stond (de vijver vulde zich maar tot op zekere hoogte) en was tevreden over het resultaat.
P zag me bezig en constateerde droogjes: 'En dan moet ik waarschijnlijk de oplossing verzinnen voor de afvoer.' Mijn karakter kenmerkt zich door een overmoedig optimisme. Ik bestelde 4 zakken tuinaarde van 40L en een zak koekorrels van 25L. Ik ging dat op mijn fiets halen. P en de tuinbuurvrouw vonden dat een optimistisch plan. P zei dat het wel kon, maar dat ik moest gaan lopen met de fiets. Het leek mij overdreven, wat heb ik niet allemaal op mijn fiets vervoerd. Hele tuinsets.
Bij de Gamma begon het. Mijn fiets gleed steeds onderuit en dan zat ik er zelf nog niet eens op. De vrouw die in de buurt stond hielp me met het positioneren van de zakken. Het was duidelijk. Lopen was al een hele toer. Ze wenste me succes. De weg ging hier en daar naar beneden en dan moest ik met mijn heup de fiets tegenhouden. Na een kwartier waren mijn biceps verzuurd. Na een half uur zwoegen en de tuin in zicht gaf ik me over. Ik belde P. Of hij me kon komen helpen. Hij hielp. En zocht ook even op hoeveel kilo ik had versjouwd. P en ik liepen over straat. P: 'Jij denkt, hé wat zou die man daar doen, hij ziet er uit als een zwerver, wat zou er met hem gebeurd zijn, heeft hij wel een goede slaapplek, o, die boom staat al vol in de knop, hopelijk komt er geen vorst, die bloeit elk voorjaar zo mooi, wat ziet die vrouw er leuk uit, P kijkt er ook naar, wat gaan we eten, ik moet eigenlijk nog wat schrijven, Papieren Helden nog een factuur sturen voor mijn bijdrage, wat fijn dat zij normaal betalen, zou ik tussendoor nog een nieuw verhaal schrijven, nee, natuurlijk niet, gewoon verder met het kinderboek, gaat die uitgever nou eens reageren, wanneer maak ik die nieuwe lesvideo, wat een mooi gebouw, dat beeld heb ik nog niet eerder gezien...'
En ik denk: hé, leuke vrouw.' Wat mij opvalt: jonge jongens die in veel te volle, veel te dure sloepjes veel te hard voorbijvaren. Onderuitgezakt, append en gapend.
Ik sta voor de keuze: een chagrijnige bejaarde worden of denken: kijk ze nou eens schitterend onverschillig zijn. Deze maand is er weer een kort verhaal van mij opgenomen in het online literaire tijdschrift Papieren helden. Lezen kan. Lid worden ook.
Mijn vermogen om meer dingen tegelijk te doen neemt rap af. Stond ik in december nog plotseling zonder sleutel buiten, gebeurde het nu weer, en alleen maar omdat ik mijn zus aan de telefoon had.
Ditmaal wist ik precies wat ik moest doen. Bij de buren haalde ik de materialen om mijn deur te forceren. Met geen mogelijkheid. Ook de buurman kreeg het niet voor elkaar. Dus moest N weer opdraven. Hij wilde dit keer een nog forser bedrag voor zijn inbraakkunsten. De eerste keer had hij de deur in één grote zwier opengemaakt, maar daarna kreeg ik mijn slot zo moeizaam open dat ik elke dag bang was mijn sleutel te breken. Dit keer had hij veel langer de tijd nodig. Ik maakte me zorgen om het slot. Maar uiteindelijk kreeg hij het toch voor elkaar en nu loopt mijn slot weer als een zonnetje. We gingen ons onderdompelen in Heenvliet, Zuid-Holland. Overnachten op een landgoed met 6 hectare privégrond om ons te vermaken, compleet met eigen ruïne.
Allereerst vergisten we ons in de afstand, we schatten dat we zo'n anderhalf uur zouden rijden, maar het bleek een uurtje. Verder vergisten we ons in de omgeving. Alleen het oude plein met het landgoed was de moeite waard. Daaromheen was alles lelijk. Ook best een prestatie. We reden wat rond om een geschikt wandelgebied te vinden. Hijskranen, nieuwbouwwijken, industrie. Witte rook kringelde lustig uit fabriekspijpen omhoog. Ik had verzuimd om me in te lezen voor ik boekte. Toen ik me wel ging interesseren voor dit gebied las ik: Zuid-Holland is een van de dichtstbevolkte en meest geïndustrialiseerde gebieden van de wereld. Ik had me alleen maar zorgen gemaakt om de zwarte-kousenmentaliteit en was bang dat we op zondag geen boodschappen zouden kunnen doen. We liepen over een weiland, maar zelfs dat had het niet. Toen we uiteindelijk door de poort van ons verblijf stapten, slaakten we een zucht van verlichting. We hoefden nergens meer heen. We hadden ons eigen appartement boven het voormalige koetshuis, witte pauwen in de tuin, de ruïne met in de toren een zitje om het glas te heffen, stoelen aan het water en een eigen slotgracht om op te schaatsen. Het was duidelijk. Ons onder het volk begeven was er niet bij. Tijd voor een baken, iets wat families door een heftige tijd kan loodsen. Waantje krijgt de knarser. Een boek voor kinderen die of zelf ziek zijn, of iemand in de omgeving hebben die kanker heeft.
Nu van 19,95 voor 15,- Gebruik de code CL-21 op de bestelpagina. Geldig tot 1 maart. Recensies lezen? Meer over het verhaal te weten komen? Kijk hier. Het is nu acht jaar geleden dat Frits overleed. Hij is 93 geworden. Ik vond het te jong. Ik mis hem nog steeds.
Februari 2013 Ik heb niet gesproken. Ik denk niet dat je dat erg gevonden hebt. Wat viel er te zeggen? In ieder geval niets wat jij niet al heel lang weet. Het lukte me niet. Het was zelfs voor mij, jij overschatte mij op ontroerende wijze, te moeilijk. Pas toen ik je daar zag liggen, je stem uit je lijf getrokken, je adem opgelost, werd ik weggeblazen door verdriet. Je lag met je hoed op je buik en de camelia’s op je revers. Dat vond ik mooi. En ook verontrustend, die eeuwige hoed van je was ik al kwijt door de jaren die je binnen hebt moeten doorbrengen, in je stoel met je boeken en de tv. Je was zo klein in die kist, niet kwetsbaar, dat helemaal niet, je lag er gewoon. Best goed deed je dat. Ik vond het fijn je te zien. Ondanks je opgezwollen handen, die gigantisch leken in vergelijking met je lijf. Ze waren glazig wit geworden, gestold vet. Denk ik tenminste. Ik weet niet wat voor processen er allemaal in jou plaatsvonden. Die van mij waren niet veel beter. Pas toen ik je zag liggen drong je dood tot mij door. Hier op afstand in Nederland had ik het erg gevonden, maar plotseling werd het onverteerbaar waar. Ik wil je niet missen, over kunnen heb ik het niet. Iedereen kan altijd alles. Ik weet niet wat jij van die toestand in het crematorium gedacht zou hebben, waarschijnlijk had je het weggelachen, maar misschien toch met een kleine steek in je lijf. Je bent vaak genoeg weggegaan en misschien had je het voor één keer heel chique willen doen. Ik had het je gegund. En mijzelf ook. Ik had willen drinken op jou, veel en goed. Op alles wat je mij gegeven hebt, op alles wat je voor mij betekend hebt. Ik voelde je nergens meer. Je hing niet rond, wat me niet verbaasde want jij geloofde niet in dat soort ‘onzin’. Dus dan vertel ik je voor een laatste keer wat er allemaal gebeurde, over dingen waar jij niet bij was maar wel had moeten zijn. Je broer sprak. Hij zei dat jij zijn lievelingsbroer was en dat je een surrogaat vader voor hem bent geweest. Ik dacht aan hoe mooi een geschiedenis zich kan herhalen. Hij had het ook over je rol in het verzet, de wapendroppings in de IJ-polders, de hulp aan je joodse vrienden. Over jullie jeugd en hoe jij werelden voor hem opende. Ik dacht weer... Je zoon vertelde dat hij er een tijdje over heeft gedaan om te komen waar jullie geëindigd zijn, het kwam erop neer dat hij je accepteerde zoals je bent. Echte liefde. Je kleinkinderen lazen gedichten voor ‘Ik vind het stom dat je nu dood bent, en ik denk dat er heel veel mensen zijn die dat ook heel stom vinden.’ Je ene dochter sprak ook, de ander sprak niet en je vijf andere kinderen waren er niet. Behalve de kinderen van je zoon, geen kleinkinderen. Na je transformatie in as, waarvan ik zeker weet dat je mij op het hart zou drukken erover te schrijven, reden we terug en liepen door Innsbruck en plotseling was je weer zoals je een jaar geleden nog was, en hoorde ik je opmerkingen. Je: ‘Geluk is een contrastgevoel’ en ‘Zij weet te veel voor haar verstand’. Het lieve: ‘Jij moet niet vergeten dat jij heel bijzonder bent,’ of het verontwaardigde ‘Waarom kies jij toch altijd mannen uit die jouw kwaliteit niet in de verste verte benaderen, wat is dat voor zelfkastijding?’ of ‘Hij was een vervalser. Je dacht een Vermeer in huis te hebben, bleek het een Van Meegeren te zijn, en ik heb het niet gezien.' Of het: 'Zwaai maar dag met je handje, hóór.’ We eindigden onze rondgang in Café Central, jouw lievelings. Hier hebben we zo lang geleden zo vaak gezeten. De obers zijn er perfect. Nu ook weer. Ik huilde met tussenpozen die niet heel ruim uit elkaar lagen, en ging gewoon door, ook als de ober aan onze tafel stond, hij trok zich toch niets van mij aan en bediende ons met precies de juiste humor. Van die licht-lieve alsof hij exact begreep wie ik voortaan zou moeten missen. K kwam om ons te bedanken dat we gekomen waren. Onzinnig natuurlijk, want als wij er niet geweest waren, wie was jij dan voor ons geweest? Thuisgekomen wilde ik nog eens je voicemailberichten afluisteren die ik voordat ik naar je omwenteling kwam zo vaak had afgespeeld om je stem te horen. Ze waren weg. Ik heb de provider op zijn kop gezet, maar er valt niets aan te doen. Hun fout, niet te herstellen. Ik ben niet alleen jou kwijt, maar ook je wezen. Hoe je tegen me praatte als ik niet opnam. Hoe je je do’s en don’ts in mijn apparaat dicteerde, hoe je met ‘Lieverd’ begon en met ‘Hou je goed’ afsloot. Op dit moment weet ik nog precies hoe je klonk maar ik ben zo bang dat dat zal vervagen. Dat ik op een gegeven moment niet meer precies zal weten hoe je intonatie was. Hoe je ‘Ach’ zei, verontwaardigd en overtuigd van je gelijk. Je voicemailberichten verdwenen, dus herlas ik je mailtjes, onder meer over mijn schrijven: Ik schrijf je, omdat mij opgevallen is, dat jouw mannen, zoals trouwens ook in de werkelijkheid, van buiten sterk, maar van binnen zwak zijn en jouw vrouwen van buiten zwak, maar van binnen sterk. Ik heb niet de indruk, dat dit bewust is. Ik zie op tegen mijn eerstvolgende verhaal en alle verhalen erna die jij niet meer zult lezen en becommentariëren. Waarvan jij niet meer zult zeggen: ‘Je bent boven me uitgestegen, wie had dat ooit gedacht, ha!.' Of je tevreden gemompel na iedere publicatie: 'Zie je wel dat ik gelijk had.' Wat ik je nog niet had verteld is wat ik tijdens mijn bezoek in januari van je leerde. Je zag een onvoorstelbaar dikke man lopen en zei: ‘Kijk die man toch eens lopen met zijn schitterende buik.’ In Nederland besefte ik opeens hoe goed dat werkt. De neutralisatie van je oordeel als je er een positief woord voor zet. Dan vervalt de neiging te roddelen totaal. Dat had ik je nog graag willen vertellen. Dat ik dat opeens doorhad. Er zijn zoveel uitspraken die nog eens herhaald hadden moeten worden omdat ik er nog lang geen genoeg van had ze te horen, ik had nog zo vaak jenever, paling, haring en Holtkampzoutjes willen meenemen, nog eindeloos veel over schrijven willen praten, verhalen willen laten lezen, mijn dilemma's aan je voorgelegd. Er zijn nog zoveel ochtenden waarop jij tegen mij had kunnen zeggen: ‘Zeg, schenk mij es iets in.’ Toch niet. Laten we dan de liefde schenken en over onze omgeving uitgieten. Maar vooral over de kinderen. Omdat ieder kind recht heeft op een gekke oom of tante. |
Blog t/m sept 2016 |