Om half zeven hoosde ik de kayak en zoefde kort daarna over het vlakke water door een stille stad. Op de Oude Schans werd ik ingehaald door een schip waarvan de bemanning, drie kerels, niet teruggroetten. Na een klein stukje Amstel sloeg ik af om langs de Hermitage te gaan. Vanaf een woonboot loerde een kat door een patrijspoort naar me, zijn broertje huppelde door het gangboord. Op Roeterseiland zaten twee studenten die duidelijk de nacht hadden overgeslagen met de voorhoofden tegen elkaar. Bij Artis hielden alle beesten zich gedeisd, de wind keerde zich tegen me op het IJ, museumboten deinden op en neer, het verkeer kwam op de Prins Hendrikkade op gang en om acht uur monsterde ik weer aan.
0 Comments
Gisteren kreeg ik deze foto toegestuurd, maar nam eigenlijk niet de moeite om het artikel te lezen. Vandaag kreeg ik zelfde stuk van iemand anders. Toen dacht ik, toch maar eens lezen waarom ik dit blijkbaar moet lezen. Leuk om opeens genoemd te worden. Ik sta blijkbaar in een bundel, waar ik niets van af wist. Maar bij nader inzien dacht: o ja, was ook zo!
Ik ben aan het pr'ren op social media. Vanzelfsprekend maak ik het geheel mooier dan het is. Ik beweer dat ik de kans krijg om te spreken op een palliatieve bijeenkomst (tot zover klopt het) naar aanleiding van mijn kinderboek en mijn workshops Helend schrijven. Denk niet dat 'aanleiding' het juiste woord is, al zou ik dat wel graag willen. De tekst van de flyer matcht toch niet helemaal, vrees ik.
Ik zou niet graag de arts willen zijn die mij moet behandelen als er sprake is van hakken, spuiten, snijden, hechtingen erin of eruit. Maar deze was onverstoorbaar.
'Och kind toch,' toen ik al opveerde terwijl hij mijn rug onderzocht. 'Moet ie echt weg?' probeerde ik nog. 'Ja, dat moet, ga maar liggen.' Zuchtend gehoorzaamde ik. Ik doorstond de behandeling en krabbelde weer overeind. 'Wat ga jij nou doen?' 'Ik ga weer.' Hij begon te lachen. 'Ik ben nog niet begonnen, dit was alleen de injectie.' Mopperend ging ik weer liggen. Waarom het allemaal zo lang moest duren. 'Wel wachten tot ik niets meer voel, hè!' 'Voel je dit?' Ik wachtte expres even met antwoorden om zeker van mijn zaak te zijn, maar hij nam het al over. 'Nee dus. Ik zit nu met een scherp mesje in je te snijden.' 'Hou op!' 'Haha.' Op een gegeven moment voelde ik dat hij aan het hechten was. 'Je trekt wel erg hard.' 'Dat moet wel.' 'Nee hoor, laat maar zitten. Het is wel goed zo.' 'Niks daarvan, ik moet je toch netjes afleveren.' 'Nergens voor nodig.' Hij trok nog eens aan. 'De randjes moeten goed tegen elkaar aan liggen.' 'Gebruik je wel oplosbare hechtingen?' Dat deed hij dus niet. Het was dat hij zo aardig was, maar anders had ik hem de huid vol gescholden. De agent schreeuwde steeds harder. Geen reactie. Ik zei dat het lijk waarschijnlijk geen Nederlands sprak. De agent begon in het Engels te brullen. De kleren bewogen. Het in mijn visioenen opengereten bebloede gezicht bleek rode vlekken van een onnavolgbaar oorsprong. Geen beademingsmateriaal, maar hij ademde. Daar zou de meldkamer tevreden over zijn geweest.
De man wankelde met zijn AH-zak mijn trapje naar de kade op en liep tussen politie-auto en ambulance door. Inmiddels hingen er allerlei soorten buren naar buiten. De agent die waarschijnlijk mijn zoon had kunnen zijn vroeg hoe het met me ging. Ik vertelde dat ik eigenlijk wel op mijn benen stond te trillen. Dat had mijn zoon gezien, daarom vroeg hij het juist. Ik zei wat aardige oude vrouwendingen en daalde naar het vrijgekomen platje af om binnen achter een stevige borrel naar adem te happen. 23.25 Bovenaan het trapje van mijn woonboot zie ik een man op het platje voor mijn voordeur liggen. Op zijn buik, linkerarm naast zijn lichaam, handpalm opengedraaid, voeten naar buiten vallend. Capuchon over zijn achterhoofd getrokken. Vuile AH-tas naast zijn hoofd.
23.26. Ik bel P. Of hij al in de boot is? Ja? Er ligt een man op het platje. 23.27. Ik bel 1233. 23.27. Ik bel 112. Ik beschrijf de situatie. 112: 'Ademt hij?' 'Ik weet het niet.' 112: 'Kunt u aan hem schudden?' 'Lief, schudt hem even.' P schudt. 'Hij beweegt niet. Ik weet niet of hij ademt.' 112: 'Ik moet NU weten of de man ademt of niet!' 'Meneer! Ik vertel u net dat het NIET duidelijk is of de man ademt!' 112: Ik verbind u door met de ambulance.' Zelfde verhaal aan de ambulancemeldkamer. 'Man op mijn platje, hij ligt op zijn buik,' en, door de wol geverfd, 'het is niet duidelijk of hij nog leeft.' Ambulance: 'Draait u hem op zijn rug.' 'Dat durf ik niet.' Ambulance: 'Dat durft u niet...' 'Nee.' Ambulance: 'Mocht hij niet meer ademen dan is het van belang dat u hem reanimeert.' 'Dat kan ik niet.' Ambulance: 'Dat kunt u niet.' 'Nee.' Er volgde nog net geen diepe zucht. Intussen was ik blij dat ik dat niet kon, want ik had visioenen van een opengereten gezicht, en de smerigheid van het geheel maakten niet de mensenredder in mij los waarvan ik verdacht vaak doe dat die in mij zit. |
Blog t/m sept 2016 |