23.26. Ik bel P. Of hij al in de boot is? Ja? Er ligt een man op het platje.
23.27. Ik bel 1233.
23.27. Ik bel 112. Ik beschrijf de situatie.
112: 'Ademt hij?'
'Ik weet het niet.'
112: 'Kunt u aan hem schudden?'
'Lief, schudt hem even.'
P schudt.
'Hij beweegt niet. Ik weet niet of hij ademt.'
112: 'Ik moet NU weten of de man ademt of niet!'
'Meneer! Ik vertel u net dat het NIET duidelijk is of de man ademt!'
112: Ik verbind u door met de ambulance.'
Zelfde verhaal aan de ambulancemeldkamer. 'Man op mijn platje, hij ligt op zijn buik,' en, door de wol geverfd, 'het is niet duidelijk of hij nog leeft.'
Ambulance: 'Draait u hem op zijn rug.'
'Dat durf ik niet.'
Ambulance: 'Dat durft u niet...'
'Nee.'
Ambulance: 'Mocht hij niet meer ademen dan is het van belang dat u hem reanimeert.'
'Dat kan ik niet.'
Ambulance: 'Dat kunt u niet.'
'Nee.'
Er volgde nog net geen diepe zucht.
Intussen was ik blij dat ik dat niet kon, want ik had visioenen van een opengereten gezicht, en de smerigheid van het geheel maakten niet de mensenredder in mij los waarvan ik verdacht vaak doe dat die in mij zit.