Het begon met een borrel met de onderwijskunstenaars. Vlak voor de borrel officieel eindigde was C al aan het lobbyen. Of er mensen door wilden? Uiteindelijk gingen we met z'n drieën diep in West eten op de 17e verdieping van een hotel. Het uitzicht was top, maar mijn leeftijd te hoog. Te hoog voor de dj die aan het draaien was, te hoog voor het volume wat wij moesten aannemen om elkaar te verstaan. Maar we hielden vol en daarna wilden C en ik nog door. De bestelde Über kwam niet opdagen, dus pakten we de nachtbus. Twee haltes later kwam de Rus binnen. Hij reageerde alsof hij met ons had afgesproken, kwam tegenover ons zitten, begon te praten en hield niet op. Ik onderbrak hem om toch even uiting te geven aan mij verbazing. Hoe groot is de kans dat je midden in de nacht, diep in West iemand tegenkomt die je de week ervoor geïnterviewd heeft? Hij vond het allemaal heel normaal, en dacht niet aan die 862.965 mensen die in Amsterdam wonen en dat het in dat licht misschien wel opmerkelijk was. De Rus haalde zijn schouders op, in Moskou kwam je constant mensen tegen.
0 Comments
Het was weer juftijd. Er is een kind uit mijn klas dat mij juffie noemt. Ik luister graag naar haar. Ze begrijpt vaak niet wat ik allemaal van haar wil. Niet omdat ze dommer is dan de rest, integendeel, maar gewoon, omdat ze de jongste is. Het meisje naast haar - ik denk eigenlijk dat zij even oud is - legt het haar graag uit. Dat meisje begrijpt weer alles. Zij komt met zinnen als: 'Als de wereld er niet zou zijn, zouden wij dan bestaan?' Ik noem haar de filosoof. Toen ik haar had uitgelegd wat dat voor iemand is, knikte ze tevreden. Ze kon zich erin vinden. Zo zeer zelfs dat ze vroeg of ik haar niet altijd zo wilde noemen.
De trein zat barstensvol. Was te laat vertrokken. Het regende. In de coupé was het akelig stil. 'Goedemorgen, lekkere kanjers van me!' galmde het door de intercom. Het was de conducteur zelf. De sfeer kantelde.
Terwijl ik onder de douche stond, had een eend het recht onder mijn raam erg moeilijk. Het ergerde me eerst, het beest ging maar door, totdat ik pas goed wakker werd en bedacht dat zo'n eend natuurlijk niet voor niets blijvend aan het kwaken was. In blote reet klom ik op mijn wastafel om naar buiten te kunnen kijken. Niets te zien. Maar het geluid klonk plotseling wel erg dichtbij.
Soms ben ik blij dat er geen mensen getuige zijn van de dingen die ik doe of laat of vergeet. Heel vroeg in de ochtend had ik een timer gezet. Via Marktplaats kocht ik de chaise-longue, regelde mijn neef met busje, reed op en neer naar Utrecht, duwde het ding het trapje af om te constateren wat ik allang wist. Dat er helemaal geen ruimte voor is.
De gedroomde chaise staat wel voor het raam te pronken. De rest van de meubels ingedeukt en verongelijkt op te weinig vierkante meters. Ik schat dat dit ongeveer een maandje duurt en dat ik, gek van het ruimtegebrek, de chaise afvoer naar mijn huisje waar hij qua stijl ook veel beter past. Nu nog even genieten van mijn lichaam op de longue draperen en het koninklijk terugzwaaien naar de toeristen. Op straat kom ik een buurtgenoot tegen. Ik roep dat het lang geleden is, we kruisen elkaar en hij zegt 'Ja'. Dan pas murmelt hij tegen mijn rug: 'Ik heb in het ziekenhuis gelegen.'
De boodschap is duidelijk. Dit gaat tijd kosten. Ik draai me om, bekijk hem eens goed en constateer dat hij er slecht uitziet. 'Ik heb een openhartoperatie gehad!' Hij wacht op een reactie, ik geef geen sjoege, dan gaat hij door. 'Mijn hele ribbenkast opengetrokken!' Zijn handen trekken iets wat voor zijn borst zit wijd open. Ik behoud mijn uitgestreken gezicht. ''Met klemmen erop!!' Ik denk alleen maar: o, ja, dat was ook zo. 'Maar eerst...' hij kijkt me doordringend aan en buigt zich naar me toe, 'moest ik opengezaagd worden!' Zijn hand heeft de zaag al vast. Zijn arm gaat woest op en neer. Hij gaat steeds harder praten alsof hij daarmee mijn reactie op gang kan brengen. Ik knik nog eens zakelijk, maar overweeg om lekker manlijk tegen hem op te pochen en mijn hele anamnese over hem uit te strooien, maar houd me in. Zelfs als hij zegt dat hij na de operatie een bloeddruk had van 80 over 40. Ik denk alleen maar: die van mij was 80/20. Nog net geen nananananana-wijsje in mijn hoofd. Hij is er inmiddels van overtuigd dat ik er helemaal niets van snap. 'Dat is laag hoor!' 'O, ja? Nou, ik ben blij dat je er nog bent.' Ik krijg een high five. Mijn intuïtie werkt nogal goed. Ik zet hem in als ik de krant lees. Vaak sla ik de column van James Worthy over, maar ik voel feilloos aan wanneer ik het wel moet lezen. Zoals deze.
De Rus had toestemming om in mijn boot te fotograferen. Als hij het maar alleen voor zijn opleiding zou gebruiken.
Nadat hij wat foto's had gemaakt, viel zijn oog op het grote schilderij van de vrouw met blote borsten. Daar wilde hij een selfie van. Het lukte niet meteen om het goed te kadreren. Ik stond ernaast en zag het resultaat en werd heen en weer geslingerd tussen dit ontzettend grappig vinden en ontzettend ongepast. De Rus moest voor zijn cursus Nederlands een Amsterdammer interviewen. Het was een leerzame ochtend. Voor mij meer dan voor hem. Hij praatte in het Engels. Vertelde over Nederlandse mannen en wax. Nederlanders smeren hun haren vol vanwege de wind.
Daar had ik nog nooit van gehoord. Hij wist het zeker. In Rusland had hij meegemaakt dat een Nederlander het kantoor binnenliep terwijl alle wax in stroompjes in zijn overhemd verdween. Door de sneeuw. Hij droeg geen muts. 'This is Rusia, you have to adjust to the weather! Here it's always winter, and no wind!' riep hij de Nederlander toe. Nu woont de Rus in Amsterdam. Hij heeft lang haar. Toen hij de drogist binnenstapte en vroeg om een product voor zijn haar, werd er zonder te vragen wat hij precies in zijn hoofd had een grote pot wax van het schap gerukt en aan hem gegeven. Hij deed het gebaar na. Afgewend hoofd, uitgestrekte arm. Ik had me er veel van voorgesteld. (Hopelijk) kleine muizenpootafdrukken die in de meest waanzinnige patronen kris kras door mijn huisje zouden lopen, maar uiteindelijk genadeloos de entree annex uitgang zouden blootleggen.
Niets van dat alles. Het gif onaangetast. De verf droog. Toen ik mijn fiets losmaakte, stond een oude man al te wachten op mijn plek. Het was vroeg, dus ik zei wat aardigs, dat geeft extra zin aan de dag, en hij reageerde met: 'Je hebt een bekend gezicht.'
Ik scande het zijne, dat half verborgen was onder een ijsmuts. Licht ingetrokken mond, wellicht een slecht-passend gebit, grote neus, kleine, vriendelijke ogen. Forse man. Nu ik zo eens naar hem keek, kwam hij me ook wel bekend voor. 'Het moet van dansen zijn.' Ik schudde mijn hoofd en keek op een heel andere manier naar dat onbehouwen lichaam. 'Toch denk ik van wel.' 'Ik heb heel lang geleden gedanst, dat kan het niet zijn.' 'Ik heb hier ook lesgegeven,' hij knikte met zijn hoofd naar de Balletacademie. Nogmaals schudde ik mijn hoofd. 'Ik schrijf en ik geef les.' 'Aha!' riep hij alsof hij een ingewikkelde moordzaak ter plekke had opgelost. 'Daar ken ik je van!' Van die paar maanden dat ik lesgeef kan ik nog wel onthouden wie ik allemaal ben tegengekomen. Deze man zat daar niet bij. Hij toeterde door en wilde weten op welke school ik lesgaf. Nu kwam het moment der waarheid. 'Invaller op verschillende hier in Amsterdam en ik geef les in Zaandam.' Dat had hij ook. Op dezelfde school. We zitten in het al niet meer zo nieuwe tuinhuis van B&W. W scharrelt een beetje rond met hout en vuur, opent zijn mond om iets te zeggen, maar B onderbreekt hem. 'Wordt dit weer een zelffelicitatie?'
Tegen mij: 'Het houdt niet op met die zelffelicitaties van hem.' W: 'Daar ben ik toevallig goed in.' Zeven jaar, maar nog steeds wil ik hem over van alles vertellen.
|
Blog t/m sept 2016 |