We gingen zitten op een bankje om ons lot te overdenken.
Dat deed W erg goed, want die stelde een massage voor. We vonden een salon (o, dat woord!) en konden na elkaar onder handen genomen worden.
De vrouw zou je, als het een man geweest was, een bootwerker noemen.
Een kop groter dan ik, mouwloos t-shirt waardoor haar biceps vol tatoeages angst inboezemden, een staartje waar veel te weinig haar in vastgehouden werd en een chagrijnige kop. Dat verergerde toen ik te vroeg onze koffers in haar behandelkamer wilde zetten. Haar ogen werden kil. Ik werd weer naar buiten gecommandeerd. Toen ik eindelijk naar binnen mocht en het met een grapje over de hoeveelheid aan spullen goed probeerde te maken, werkte dat averechts. Ik gaf op en bereidde me voor op grote handen en de pijn die ze zouden veroorzaken.
Ze had engelenhanden.
Ik verdween in een absolute hemel daar in de hel van Los Christianos en kwam totaal verzacht naar buiten.
W mocht na mij. Hij begreep de procedure van de onderbroek niet helemaal. Er werd hem een papieren string aangereikt. Maar de man had zelf nooit een string aangehad (een kernkwaliteit), dus begreep hij de constructie verkeerd. Hij drapeerde de string overdwars zijn zaakje, zonder ergens in te stappen. Wel vond hij het een vreemd ding, zijn ballen glipten eronderuit en als hij zijn ballen te pakken had wilde de rest zich niet laten vangen. Hier gaf hij op en ging op zijn buik liggen.
De dokwerkster ging zwijgend aan de slag tot W zich moest omdraaien.