Ik wachtte rustig af.
Het duurde niet lang. Eerst geknield, toen languit.
De twee karren raakten tot de nok toe gevuld.
Ik had een koffer bij me, W een rugzakje, zijn handbagage-tas, en er waren nog twee boodschappentassen die we vulden.
Aan de voet van de berg verdeelden we de buit logischer over de tassen en rende W de berg op met de zwaarste spullen. Ik was twee keer zo traag met mijn rolkoffer die niet te rollen viel. Af en toe zette ik de koffer met een klap neer. Ik was de eieren en de flessen wijn even vergeten. Toch kwamen de spullen, ook de eieren, heelhuids boven. Daar maakte ik de haard aan, wat niet lukte. Huisje blauw.W maakte een vlees/kaas-assortiment, wat lukte.
We zitten goed.