In mijn pauze kocht ik twee miniflesjes wijn, haalde kartonnen bekertjes bij de automaat en verheugde me op mijn laatste rondje garderobe. Alleen stond K te scannen en werkte ik de nodige jassen weg met L.
Ik vroeg hem of hij een kopje thee wilde, dat wilde hij niet, natuurlijk niet, want wist hij veel dat ik een kopje rode wijn bedoelde. Ik probeerde nog: 'Een lekker kopje.' Hij wilde nog steeds niet en liep weg om de kassa te gaan beheren. Dus schonk ik vast twee bekertjes rood in, in de veronderstelling dat K weer tot mij zou komen. Dat kwam ze niet. Ik werd me plotseling hieperbewust van hetgeen ik aan het doen was. De geur van wijn verspreidde zich door die hele verdomde garderobe. Ik gebaarde nog naar K die in de verte met haar scanpistool stond, maar niet van plan was zich weer bij mij te voegen.
Terwijl ik de bekertjes weer terug in het flesje schonk, stelde ik me voor dat de floormanager naar de garderobe zou komen en de wijn zou ruiken. Wat zou ik zeggen? De helft van de wijn kwam naast het flesje terecht. Ik besefte dat ik niet kon aankomen met het feit dat het K en mij een prima idee leek om een slokje op de korte samenwerking te drinken.
De kruk waarop ik manoeuvreerde werd rood. Ik veegde de wijn er van af en stonk uren in de wind. De ontsmetter deed zijn werk maar half. Ik pompte nogmaals schuim op mijn handen, maar veel haalde het niet uit. De geur bleef hangen. Ik keek naar de ingang waar het gevaar vandaan zou kunnen komen. Er kwam niets. Toch nog maar een keer pompen. En ook maar even wat water over die kruk gooien. Ik vroeg me af of er camera's in de garderobe hingen. En hoe ik hier dan een coherent verhaal van zou kunnen maken. Een bezoeker die alcoholisch was? Een flesje water dat niet goed dicht zat? De kruk stond inmiddels blank, maar het rook er in ieder geval minder naar rode wijn.
Niemand in de wijde omtrek om dat heugelijke feit mee te vieren.