Ik sta met mijn scanner in mijn hand als moeder en zoon naar binnen willen. Ik zeg tegen de vrouw dat ze haar rugzak even in de garderobe moet hangen. Ze ontploft.
'Daar zit mijn HE-LE hebben en houwen in!' 'De garderobe is bewaakt.' Ze vertrouwt het niet. Ik voeg er nog even 'En gratis,' aan toe. Dacht dat dat haar wel over de streep zou trekken. Doet het niet. 'Zijn er ook lockers?' Ze vraagt het op een toon alsof ik persoonlijk ook met die lockers in de weer ben geweest om haar dwars te zitten. Ik knik. Ze draait zich om. Haar zoon lacht naar mij en loopt slepend achter haar aan. Intussen schudt hij wild met zijn hoofd en mimed haar woorden na. Fragmenten uit een gezinsleven die zich als pareltjes pal voor mijn neus afspelen. In de garderobe zegt L dat zijn leven oneindig lijkt. Ik complimenteer hem ermee, maar dat is totaal niet goed. Hij zegt dat hij in een leven zit waarin zijn garderobe-werkzaamheden zich eindeloos herhalen.
'Ik ben toch een redelijk goed mens? Iedereen heeft zo zijn fouten. Toch word ik gestraft.' Met M lunchte ik in een of andere tent waar twintig centimeter lucht tussen de tafeltjes zit. Naast ons kwam een bekende van M, ik werd voorgesteld, en M ging door met het gesprek - althans dat dacht ik - en vroeg of ik de directeur van Zus en Zo kende.
Ik: 'Ja, dat is toch dat hele kleine mannetje?' Aan de tafel naast ons werden mijn woorden schamper herhaald. M brulde over tafel: 'Dat is hij!' Alleen had ik hem niet in mijn hoofd. Maar hoe meer ik dat duidelijk probeerde te maken, hoe verdachter en roder ik werd. Vanmorgen moest het hele museum opdraven om de plannen van volgend jaar aan te horen. Ik kwam binnen en in de glazen lift stonden vier mensen naar mij te kijken. Door de blik van de vrouw naast de man in pak, begreep ik dat ik niet moest dralen. Ik stapte de lift in. Die lift moest ik helemaal niet hebben. Wij, de welwillende onderknuppels, hebben een hok op de begane grond. Maar ze hielden de lift voor me vast.
Toen tot me doordrong dat ik weer eens aan een sociaal wenselijke actie was begonnen - waarom niet botweg zeggen, jullie kunnen nu wel met z'n allen vermanend naar mij kijken omdat ik niet snel genoeg ben, waardoor jullie - god verhoede - moeten wachten, maar ik hoef helemaal niet naar boven, dus allez-y. Nee. Komt mijn jeugd naar boven. en ga ik meteen in het gareel om daar vervolgens onbewust tegenaan te gaan beuken. Tegen de man in pak - uitstraling belangrijk - zei ik: 'Is het boven?' De lucht stolde. En toen er geen antwoord kwam zei ik nog even ter verduidelijking: 'Die sessie.' Alsof we met z'n allen in groepstherapie moesten, maar ik kon van de zenuwen niet op de juiste term komen. 'In het auditorium.' Hij zei het op een toon alsof ik had gevraagd of ijswater koud was. Ik knikte hem geruststellend toe. Verliet als eerste de lift, liet iedereen eruit gaan en ging weer naar beneden. En natuurlijk, geen verrassing, hij was de man achter het katheder. De modernetijdproblemen zijn nog niet voorbij. Nu doet mijn mail het weliswaar weer, maar kan ik mijn rooster van het museum niet meer bekijken. Ondanks het opgeslagen wachtwoord. Ik hoefde dus alleen nog maar even te enter'ren en het stond er, maar nu pakt hij het niet meer. En ik durf niet nogmaals te bekennen dat ik eh... weer, eh ja, geen idee hoe dat nou weer komt, heel gek... een probleempje met inloggen heb.
De eerste les beeldhouwen verliep anders dan ik had verwacht.
We moesten het beeld dat we wilden maken eerst kleien. Ik was fijn bezig met een figuur die languit op de grond lag, toen ik de hakjuf hoorde zeggen dat het zo compact mogelijk moest. Ik frommelde het beeld weer in elkaar en maakte er een compact naakt van. Toen kreeg ik een brok Belgisch hardsteen en kon aan de gang. Maar waar ik totaal niet over nagedacht had, is dat beeldhouwen eigenlijk alleen maar een kwestie van ruimtelijk inzicht is. En dat is dus precies iets waar ik niet joviaal mee bedeeld ben. De hakjuf legde ruitjespapier onder mijn beeld - daar werd ik al zenuwachtig van - telde vakjes, zette strepen waar een vermeend midden moest zitten, kraste op het blok waar ik geacht werd materiaal weg te hakken, en maakte met krijt een V zodat ik voortaan zou weten wat boven voor onder en achter is. Mijn vingers weten precies hoe ze een compact naakt van klei moeten maken, maar mijn hersenen kunnen niet bij de gedachte dat als ik in steen een heup ervaar als een deuk, ik dat toch moet beschouwen als hoogste punt en het materiaal eromheen moet weghalen om de gewenste ronding te krijgen. Nadat ik de hakjuf - 't hoe minder woorden hoe beter-type - had bekend dat mijn ruimtelijk inzicht nagenoeg nihil is, trok ze haar schouders op. 'Voel dan maar.' Ik legde mijn hand om de heup van de vrouw in klei, daarna op het blok hardsteen en wist op de millimeter exact wat ik moest doen. |
Blog t/m sept 2016 |