W bood redding. Omdat ik toch al heel lang het plan had om in Haarlem te gaan shoppen (oooo, wie gebruikt dat woord?!) stelde hij voor dat hij mij ging ondersteunen. Hij haat het net zo erg als ik.
Eerste winkel. W trok een jurk uit het rek waarvan ik dacht dat hij verschrikkelijk tutterdetut was. Maar ik - de welwillende - paste de jurk. Hij was erg goed. Van het vest dat hij me vervolgens voorhield, dacht ik dat het één groot misverstand was. Pasteltinten. W: 'Normaal haat ik pastel ook. Doe maar aan.' Ik deed hem aan. De verkoopster, een ongelofelijk leuke vrouw, maakte koffie. Ze kende W, die een special treatment kreeg ondanks het feit dat de mannenlijn was wegbezuinigd. Deze onopgedrongen koffie wilde ik wel. W en de leuke vonden het vest geweldig. 'Is ie duur?' vroeg ik. 'Ja!' zei ze. Kijk, dan heb je mij. Dat waardeer ik zo ontzettend, geen gezeik over kwaliteit en exclusieve schapen, lama's, Alpaca, Kasjmier. Gewoon duur en mooi. Bij een volgende winkel - ook daar kenden ze W - kocht ik onder zijn auspiciën een jurk die ik never nooit zelf uit het rek had gehaald. Ik vreesde tuttigheid. W beweert dat dat met mijn hoofd niet mogelijk is. Wat ik ook aantrek. Rest de vraag hoe het morgen zal zijn. Ik trek de vermeende tutterdetut-jurken aan. Het vest. Ik kijk even heel snel naar de bonnetjes. Scheur ik dan in één grootste beweging de labels eraf? Of zie ik alleen maar: 'Uitverkoop kan niet worden geruild.' Normaal ben ik altijd te laat voor de uitverkoop omdat het me zo enorm tegenstaat met z'n allen in rekken te graaien en als ik dan uiteindelijk toch ga, is alles al weg. Dit keer dwong ik mezelf.
Ik was vroeg op pad. De enige in de winkel. Toen ik drie stuks uit het rek haalde schreeuwde een afschuwelijke verkoopster zonder mensenkennis 'Jij hebt er zin in!' Ik onderdrukte de neiging neerslag van kleren te creëren. Toen wilde ze weten of ik koffie wilde. Ik bedankte haar. Haar: 'Okey...' had een verongelijkte toon. Ik deed háár iets aan ipv zij mij. De felgroene jurk had een fantastisch model, kon gewoon niet beter, maar ik twijfelde over de veel te drukke print. De afschuwelijke bood aan een foto te maken, dan kon ik het beter zien. Zij zelf was er weg van. Dat vond ik verdacht. Ik appte W. 'Hm. Tja. Wel heel kerstig. Twee ballen als oorringen en je bent een wandelende kerstboom.' Ik vertelde de afschuwelijke dat ik als kerstboom werd ervaren. 'Dat kan alleen maar een man zeggen, zoiets.' 'We hebben hun eerlijkheid wel nodig,' zei ik. 'Dat vraag ik me af. Dat vraag ik me echt af...' zei ze hoofdschuddend. En ze bleef maar herhalen:'Kerstboom! Nu krijg ik het niet meer uit mijn hoofd.' Ik kreeg medelijden met de jurk en zag haar er voor aan deze anekdote te vertellen aan elke vrouw die de kerstboom aantrok. Zo kwam dat ding nooit de winkel uit. Ik sommeerde haar dit niet aan volgende te vertellen. Dat zou ze niet doen. De ochtend na de Italiaanse avond in Culemborg, waar we met z'n allen ook waren blijven slapen begon verwarrend. Mijn dikke blauwe winterjas was nergens te vinden. Niet op de kapstok waar ik hem hing. Niet in de kamer waar ik bij aankomst had zitten bellen. Niet op zolder waar ik eerst zou slapen. Niet op de kamer waar ik had geslapen. Het merkwaardige was dat mijn sjaal wel gewoon op de kapstok hing.
S ging de dochters van H appen. Die dochters waren helemaal niet thuis geweest, maar er gebeurden wel meer gekke dingen in dat huis. Ze hadden eventueel na half vier (toen ging iedereen naar bed) binnen kunnen lopen en met mijn dikke blauwe weer naar buiten. Het leek mij wel heel sterk, S ook wel, maar toch... voor de zekerheid. Ze waren alleen binnengekomen voor de Tiramisu. J ging naar boven om de diepe kast in zijn kamer te checken, H controleerde de gangkast. Ik riep de heilige Antonius aan, maar er werd niets gevonden. Toen moest bij K gecontroleerd worden. Hij was die nacht nog naar huis gereden. Daar sprak ik ook mijn twijfel over uit, maar het antwoord was dat K zo vaag als een deur was, dus het werd niet uitgesloten dat hij met mijn jas onder zijn arm naar zijn auto was gelopen. K werd wakker gebeld. De jas had hij niet, wel griep. We hadden de kapstok al twee keer leeggehaald, dus gingen we eerst maar ontbijt kopen. Ik trok de jas van R aan en maakte me ongerust omdat niet alleen mijn eigen huissleutels in mijn jas zaten, maar ook die van de overbuurvrouw. Bij terugkomst ging S nog grondiger te werk. Ze haalde alle jassen van de kapstok en legde die op de keukentafel. Van iedere jas werd benoemd van wie hij was. Er bleef er één over. Een zwarte. 'Deze moet het zijn.' 'Nee,' zei ik gedecideerd, 'Dat is em niet...ehm...ehm...'t Het was alweer de laatste bijeenkomst van het blok Kunstgeschiedenis. Na afloop werd er op mijn boot geborreld. Dus kwamen de huisarts, gepensioneerde boekhandelaar, de communicatieadviseur, de lijstenmaker, vluchtelingenwerker, coach, kunstenares, Stedelijk Museum'ster, en de professie onbekend op de kunst en zichzelf drinken.
Dat eindigde met een uitwisseling van menselijk gedrag waar de Stedelijk Museum'ster en ik beiden nog van opkeken. Iemand van de cursus had haar om half een 's nachts gemaild dat ze die volgende ochtend om zes uur toch echt niet naar Parijs moest afreizen. Gele hesjes. 'Wat heb je geantwoord?' 'Niks gebeurd, zie je in de laatste les.' 'En?' 'Ik zat in een traangaskanon. Best gaaf eigenlijk.' Omdat er gaten in het beton van mijn ark vielen, kwamen er twee mannen uit Urk om de boel te repareren. Degene die was komen inspecteren vond ik al sympathiek, en toen ik 's ochtends een appje van de ander kreeg dat ze vastzaten in het verkeer, hem aan de telefoon had en we gezamenlijk besloten het werk uit te stellen, maar hij toch nog even een fotootje van de file stuurde, vond ik hem zo mogelijk nog sympathieker.
Ik twijfelde wel of ik de gigantische vrouw met blote borsten in mijn zitkamer kon laten hangen. Is het geloof ook tegen bloot aan de muur? Ik was er niet zeker van, maar omdat de inhoud van mijn kruipruimte al in mijn zitkamer stond, de meubels aan de kant en zes luiken open, wist ik ook niet zo goed waar ik die borsten dan zou moeten verstoppen. Toen ze binnenkwamen zei degene van de file: 'Ik bekeek die foto van u op de whatapp en ik dacht dat is een actrice of zo...' Ik vermoedde dat het wel mee zou vallen met de Urkers. In de middag werden de borsten ter sprake gebracht. Of het die van mij waren. Ze waren erg enthousiast. Daarna kregen we een goed gesprek over het geloof en beloofde hij mij een bijbel cadeau te doen. Dat stond los van de afbeelding. De volgende dag kwamen ze al langs. Ze waren in de buurt. Ik kreeg de bijbel en een onwaarschijnlijk groot stuk zalm. Zij kregen koffie. We spraken over koetjes en kalfjes. Toen ik op de ochtend van W's verjaardag via de app van C begreep dat hij toch wel even wilde uitleggen waarom hij er niet van hield, en S hem daarin steunde, bleek dat ik de man toch min of meer besneden had moeten laten. Zij zijn mannen-kenners. Dus haalde ik het afgelakte beeld uit de cadeauverpakking en begon weer te snijden. Met de adviesgroep C en S op de achtergrond paraat, probeerde ik er een andere vorm in te krijgen.
Nog nooit zoiets moeilijks gedaan. Op een gegeven moment zag ik het niet meer, stuurde S een foto, maar ging toch door. Na een half uur kwam zijn reactie: Niets meer aan doen. Ik was doorgegaan. De piemel was zo'n beetje eenderde kleiner dan toen ik begon. Ik was woedend. Hele beeld verpest met zo'n klein geslacht. Ik lakte het af, föhnde zijn zaakje droog en gaf het beeld die middag toch aan W. Dan was het maar een Grieks beeld. Commentaar van de gasten: fors geschapen man! W zei een tijd geleden graag een naakte man van mij te willen krijgen. Het werd zeepsteen en een verrassing.
Tijdens het snijden van de piemel had ik toch een duidelijker voorbeeld nodig dan mijn eigen geheugen. Ik zocht op 'blote piemels' en kreeg de meest wanstaltige mogelijkheden voorgeschoteld. Na enig zoeken stuitte ik dan toch op een aantrekkelijke versie en printte hem uit. Ook meteen maar een prettige bilpartij, borstkas en schouders. Als iemand mijn internet-geschiedenis bekijkt kan hij zich allerlei gedachten vormen. Ik werkte opgewekt verder, te opgewekt, want ik had hem per ongeluk besneden. Het zag er niet aantrekkelijk uit, dus schuurde ik de besnijdenis weer ongedaan. Uiteindelijk was ik zo tevreden met het resultaat dat het niet deerde dat C toen ik een foto liet zien nog voordat ik had kunnen vertellen dat ik de maker was, riep dat hij het verschrikkelijk vond. Daar hield hij echt niet van! Ik was benieuwd of W er van hield. Het etentje stond al ik weet niet hoe lang gepland. Contacten uit de sportschool - toen ik nog aan sportscholen deed - van heel, heel lang geleden. Ik stond even de vijf minuten de tijd te geven om te verstrijken zodat ik niet zoals altijd net te vroeg was, toen S de hoek om kwam.
'Ik liep achter je en dacht wat ziet die vrouw er leuk uit, en jij bent het.' S weet hoe hij een avond moet beginnen. De bel deed het niet, we keken in de etalage van A, die zogenaamd in kerstsfeer was gehuld. Wij zagen alleen de zak van Sinterklaas liggen. We mochten toch naar binnen. C was te laat, ongewoon voor zijn doen, maar maakte het goed met drie flessen prosecco. Toen konden we beginnen. Het ging van min of meer opgezegde banen inclusief sommetje, gedwongen opgezegde banen inclusief katertje, business class, IPB, verzekeringen, UWV langzaam over naar vegan gezichtsbehandelingen (echt het bestaat), interne mondmassages, verslavingen, #metoo's, bankjes bij slagers, seks- versus liefdestekorten, saunabezoek met sjans, wissertjes die in stoombaden op wellicht de verkeerde plekken werden gezocht, kip en vegetariërs, kilo's aan partners, dates met sneue herders. En dat alles in een fijn pre-kerstgevoel. We eten met z'n allen bij mijn zus. Tijdens de borrel ontdekt mijn broer een Avrobode. Hij haalt het onder de tafel vandaan alsof het een uitgestorven diersoort is.
'De Avrobode! Wie leest dat nog?!' om er vervolgens aan toe te voegen dat wij dat vroeger ook hadden. Mijn vader zit meteen rechtop. 'Over mijn lijk!' brult hij. De aandacht is gewekt. 'Dat kwam er echt niet in!' Mijn vader en mijn broer beginnen een welles-nietes. Ik weet niet zeker of mijn nicht zich aangesproken voelt, maar vertel voor de zekerheid dat haar opa (86) dit tegenwoordig vaker doet. Zijn mening luid verkondigen zonder er een seconde rekening mee te houden dat het onderwerp van gesprek hem kan horen. Ze zit in de ouderenzorg, dus zeg ik ook nog even dat het wel mag omdat oude mensen onder en boven de wet staan. 'Maar niet allemaal, ik heb er negentien, dat is geen doen.' Ze is vast goed in haar werk. Ik hakte al vier avonden op het blok dat ooit een vrouw moet worden. Oneindig veel gruis en brokken verder zit er nog nauwelijks beweging in. In mijn pols en onderarm des te meer.
Voordat W de octopus in de pan gooide, moest het beest een naam krijgen. Misschien omdat de strijd dan iets gelijker wordt. Een anoniem beest doe je toch makkelijker de ergste dingen aan.
Mijn Hendrik - wat ik zelf nogal goed gekozen vond - werd van tafel geveegd. Volgens W was het een Esmeralda. Dan verwacht je toch een zekere zachtheid in benadering. Maar nee. Ze werd kort toegesproken en toen zonder pardon onder water geduwd. Om tien uur 's avonds werd er op de deur geklopt. Door de deur heen vroeg ik wie er was. Geen antwoord. Ik herhaalde mijn vraag. Geen antwoord. Ik werd onrustig, ook al vond ik het vroeg voor een verkrachter, maar je wist maar nooit. Om aandacht te krijgen klopte ik zelf op de voordeur. Dat was zo belachelijk dat als nu vast elke agressie uit de aanklopper zou verdwijnen. Ik herhaalde nogmaals mijn vraag, maar veel luider en op botte toon.
'De buurvrouw.' Ik hoorde wel dat het een vrouw was, maar omdat ik dacht dat er wellicht een engerd naast haar stond, vroeg ik het nog een keer. Alsof die engerd zich dan wel zou melden. De buurvrouw herhaalde nog maar eens wie ze was. Toen deed ik open. Het wás de buurvrouw. Die van uit de steeg. Ze wilde weten of ik last van haar katten had. Dat had ik niet. Toen wilde ze weten of ik misschien een katten-haatster was. Ik begon het een merkwaardig gesprek te vinden, maar gaf wel gewoon antwoord. Ze was niet overtuigd. Haar kat was namelijk zeiknat thuisgekomen en dat was nu al de tweede keer in twee weken. Of ik die kat niet even onder had gedompeld? Ik ontkende. Toen zette ze het op een reconstrueren van wat er allemaal gebeurd kon zijn en ging ik uit alle macht bewijzen dat ik een kattenvriedin ben. Dat staafde ik met een anekdote over mijn heldendaad van jaren geleden, vroeg op de zondagochtend, uur of zeven, aan de overkant was een kat aan het verdrinken en ik redde het beest. Dit stelde haar gerust. Ik ontspande, maar vertelde voor de zekerheid ook nog maar even dat de kat van de bootburen altijd over het randje van mijn boot liep om op mijn terras te komen zitten. Ze had een lange suede jas aan met bont. Ze was lang en heel slank, haar ogen liepen wat schuin omhoog. Plotseling zag ik dat ze heel erg Minoes-de-Poes'achtig was. Toen klopte alles weer. |
Blog t/m sept 2016 |