En toen kon ik niet meer lopen. Ik dacht eerst dat het door het drankgelach van de avond ervoor kwam, maar het bleek een standaard griep. De hele dag bivakkeerde ik op de bank, sliep, dommelde, droomde weg. Zelfs wat foerage bij de AH halen lukte me niet. Dus schikte in mijn lot en bleef liggen en dacht niet aan parken, plassen, strand en veld, terwijl de hitte via terras en water zo mijn boot in kaatste.
0 Comments
Ik had mijn best gedaan op de bruschetta, iets wat ik nog nooit maakte. Heel eenvoudig, daar niet van, maar toch.
Toen ik het bord voor A's neus zette werd hij lyrisch. 'Dit is liefde. Kijk dan! Pure liefde.' A is een dierbare vriend en dichter. Als hij een veel te ver doorgesneden cherrytomaatje met wat olie, knoflook en basilicum liefde wil noemen, spreek ik hem niet tegen. Ik heb een nieuw beleid. Iedere dag een kort verhaal schrijven. Niet voor deze blog, maar voor een bundel. Het kinderboek staat half in de stijgers, de roman ook, maar er echt met plezier aan werken, ho maar. Dus in plaats van me steeds schuldig te voelen omdat ik niet verder kom, gaat het roer om.
Ik raakte erg geïnspireerd door een verhalenbundel van Carver die ik ooit van Frits kreeg toen hij nog leefde. Call if you need me ligt op mijn bureau. Hij ligt in mijn bed. Op de bank. En elke keer als ik de kaft zie denk ik: ja, nu zou ik jou wel even willen bellen. Ik vertel M dat mijn klas filosofie bestaat uit vijfendertig mensen: vijf mannen en dertig vrouwen.
Het is geen seconde stil. 'Ik ga filosofie doen, had ik je dat verteld?' Op een bankje op het perron wachtte ik op de trein. Er kwam een jongen van ongeveer 21 naast me zitten. Ik keek hem een moment aan en was onmiddellijk bang. Behalve de blik - razend - was hij nerveus. Hij schoof heen en weer, rommelde aan zijn oortje, greep naar zijn enkel, en alles op een manier alsof er iets groots en heel naars stond te gebeuren.
Ik overlegde met mezelf. Meteen opstaan leek me niet het juiste, veel te opvallend en dan zou hij misschien mij uitkiezen als slachtoffer. Bange mensen zijn de kersen op de taart van een terrorist. Ook van een jonge. Dus deed ik dat pas na vijf minuten. Ik liep via de achterkant van het bankje en het andere perron verder naar voren. Ging daar zogenaamd onverschillig staan en keek toen pas even zijn richting op. Ogen priemend in die van mij. De trein kwam. Ik wachtte om te zien waar hij in zou stappen en toen dat duidelijk werd liep ik nog verder naar voren. Hij kwam achter me aan. Binnen bleef ik bij de deuren staan, hij twijfelde, liep door en ging zitten. Na een tijdje keek hij over zijn schouder om te zien waar ik was. Ik keek hem recht aan. Weer overleg met mezelf. Of mijn gevoel juist was. Of dat hij, omdat hij gewend is meteen te merken dat hij in de gaten wordt gehouden, misschien toch veel onschuldiger is dan ik dacht (met op z'n hoogst wat jat- en vernielwerk en regelmatig contact met de politie). Maar tegelijkertijd dacht ik, stel je voor dat hij straks in het wilde weg om zich heen gaat schieten. Dan kan ik alleen maar navertellen - als ik het tenminste overleef, want waarschijnlijk zou hij mij als allereerste neerhalen omdat ik niet was gaan zitten om hem in de gaten te kunnen houden - dat ik het voorvoelde. En dan vraagt iedereen die aan mijn bed zit: 'Waarom ben je ingestapt? Waarom ben je niet vijf wagons doorgelopen?' Omdat ik dan langs hem zou moeten lopen. Maar ik deed het toch. Al waren het maar twee. En ging toen met mijn rug naar de rijrichting zitten om een eventuele binnenkomst meteen te kunnen spotten. Bij Breukelen stapte ik uit. Ongedeerd. De eetafspraak was in mijn tuin. Met twee teamgenoten van roeien, waarvan de een, toen ik had verteld dat ik mijn tuin van 320m2 niet onder controle kreeg, geen empathie kon tonen, daar zij zelf een tuin had gehad die 100x zo groot was geweest. Dat deed ze in haar eentje. Ze werkte er ook bij.
Ik had geen brandnetels uitgetrokken. Ze was iets later omdat ze haar tuinschaar was vergeten. En zonder een schaar kon ze niet in een tuin zitten. Zondag werd ik om zes uur wakker en stapte mijn kayak in. Het water was spiegelglad, ik kon midden op de grachten varen want er was nog geen rondvaartboot te bekennen. Ook de privébootjes lagen nog aan de kant. De stilte was overweldigend.
Via de Oudeschans kwam ik op de Amstel, en peddelde onder de Roeterstraat door, waar een Engelsman aan het schreeuwen was. Ik dacht eerst dat hij gestoord was, zo dramatisch klonk het, maar hij bleek ruzie te hebben met zijn vriendin, die van hem wegliep. Dat beviel de man niet. Hij brulde: 'O, AND NOW YOU WALK AWAY!!!!' De vrouw keek heel even vanaf de brug mijn boot in. Ik knikte haar bemoedigend toe. Haar mondhoeken gingen trillend een stukje omhoog. K vraagt om mijn adres.
Ik app: Kromme Waal. Hij appt meteen terug: 'Even serieus, nou!' Het is voor het eerst dat niet ik, maar mijn adres niet serieus wordt genomen. Het was een trieste dag. De hoge kosten van het Centraal Boekhuis - waardoor Waantje bij iedere boekwinkel te bestellen was - werden niet opgevangen door de verkoop. Dus had ik mijn aansluiting opgezegd.
De dozen stonden opgestapeld tegen de muur van de garage. Al die boeken die eigenlijk meteen hun weg naar zieke kinderen of naar kinderen met een zieke ouder, hadden moeten vinden. Om daar te troosten en af te leiden. Dat was de droom. Die weg werd niet goed gevonden. Maar gelukkig bleek het troosten en afleiden geen droom. Ik moet denken aan de juf van de klas van Tijn, onze nagellakheld, die Waantje een geschenk uit de hemel noemde. Een moeder die blogde dat haar zoon naar aanleiding van het voorlezen van Waantje plotseling vragen ging stellen, en vertelde hoe hij het overlijden van zijn zusje van vier had ervaren. Ook denk ik aan mijn gastles bij Heliomare, waar S van acht mij vroeg om een boek over epilepsie te schrijven omdat hij een aanval van negen uur had gehad. Hij vertelde vrolijk over hoe erg het allemaal was geweest: 'Ik was bijna dood!' Na afloop zei de docent dat hij tot dan toe nooit één woord over zijn ziekte had willen zeggen. Of ik denk aan T, die het boek zo mooi vond, al wist ze in het begin niet wat knarser betekende, en aan haar vader die aan kanker overleed. En de vrouw met borstkanker die me schreef dat Waantje haar hielp te accepteren in welke situatie zij zich bevond. Dat Waantje haar heldin was geworden. Voor alle kinderen en families in dit soort situaties: Waantje geeft niet op. Zij kan via Bol.com ingevlogen worden. Van de overburen kreeg ik een aantal aan elkaar bevestigde balken om mijn lang gekoesterde wens uit te laten komen. Een drijvende tuin naast mijn terras. Het enige was dat de boot van een andere buurman het niet deed en ik het geheel met mijn kayak moest zien op te halen. Ik ging er voor het gemak maar vanuit dat het zwemmen zou worden.
Met een lijn om mijn middel begon ik de oversteek en verloor het geheel midden op de gracht. Toen ik het bouwwerk weer min of meer onder controle had, kwamen er niet een, maar twee rondvaartboten aan. De schippers zijn meestal niet van het geduldige soort, dus manoeuvreerde ik het vlot in verhoogd tempo naar de kant. Het lukte wonderbaarlijk goed. Zelfs het mezelf weer uit de kayak hijsen ging zonder kopje onder te gaan. Ik was uitgenodigd door K. Ik bewonderde huis en perceel, we lunchten en trokken toen de rietlanden in. Daar ik tijdens onze rit vanaf het station enthousiast was over jonge zwanen in het weiland, wist K het al. Ik had niks met vogels. Zwanen... daar werd geen vogelaar enthousiast van. Zelfs niet van jonkies. Toch kreeg ik een verrekijker in mijn handen geduwd en liepen we het natuurgebied in. Ik vond de verrekijker erg zwaar, en had inderdaad niet veel met het naar me toe halen van de vogeltjes die onscherp wiebelend op een bord zaten, maar des te meer met de vlinders en de bloemen. Dat beïnvloedde ons gesprek en K vertelde uitgebreid over een nacht van vleselijke driften, tot er een oude man, vermomd als Amerikaan, achterlangs ons bankje liep, iets verderop stil bleef staan, en K toch ging aarzelen over het al dan niet voortzetten van het beeldende verhaal.
We kregen weer roeitraining, maar er was geen goede boot beschikbaar. Die van vorige week had wonden in onze schenen geslagen (oude boot gebouwd voor kleine mensen) dus wilde ik graag in een andere. De coach zag het niet zo zitten. De enige andere boot was een gladde. Dat zei me niks. Ik ging ervan uit dat elke boot glad was. Ik vond dat we het risico moesten nemen, een beetje zwemmen op de maandagavond is toch ook niet vervelend. En ik had zin in avontuur.
De coach dacht daar anders over. Hij bracht zijn mobiel, die hij normaal altijd meeneemt, naar de kleedkamer. Hij bleef maar herhalen dat het zo moeilijk was. Maar het besluit was genomen. Bij het in het water tillen besefte ik dat deze boot een stuk smaller was dan die waar we normaal altijd in roeien. En met glad bleken ze een boot zonder kiel te bedoelen. Maar hij lag al in het water. Bij het instappen lagen we al bijna om. Ik kwam voor mijn bankje terecht, een teamgenoot deed ook iets onvergeeflijks met het steunen op de verkeerde kant, en de toon was gezet. De coach, met spijt dat hij zich vooral door mij had laten ompraten: 'Kom op, dat kunnen we toch wel, even de lat wat hoger, valt daarna alles weer mee,' blafte ons af, van spanning in dat water terecht te komen. En die spanning sloeg huppelend op ons over, dus bakten we er niks van. Het was een leerzame avond. Ik weet nu niet alleen wat ze met 'glad' bedoelen, ik weet nu ook dat ik toch een sportgeest bezit, terwijl ik in de veronderstelling was dat ik die compleet miste. Ik werd zo onwaarschijnlijk chagrijnig van een teamgenoot die verkeerd haalde waardoor ik geen ruimte kreeg om mijn slag te maken, dat ik op een gegeven moment als een topsporter aan het schreeuwen was om ruimte. En toen dat niet werkte, half omgekeerd ging zitten om de man te instrueren. Niet dat het hielp. Dat niet. Er was open-tuinendag op het kamp. Ik maakte van de gelegenheid gebruik onwaarschijnlijk veel mooie tuinen te bekijken en leuke mensen te ontmoeten. Ook bezocht ik de tuin waarvoor ik me zes jaar geleden niet had ingeschreven, te donker en te veel achterstallig onderhoud.
Het stel dat me ontving was druk in de tuin bezig. Ik herinnerde me deze man niet. Die van toen vond ik namelijk een uitgesproken lul. Dus vroeg ik haar hoe lang ze al op de tuin waren. Het lag op mijn lippen om de vrouw te vertellen wat ik van de man die ik in mijn hoofd had, vond. 'Degene die het huisje kreeg zei...,' maar ergens begon er zachtjes iets te branden. 'Is dat je partner?' vroeg ik toen, en knikte naar de kerel die op zijn knieën het pad aan het betegelen was. 'Nee,' antwoordde de vrouw. 'Heeft jouw man krullen en een bril?' 'Ja! Wat heeft hij toen gezegd?' Het was geloof ik voor het eerst in mijn 53jarig bestaan dat ik mezelf had behoed voor een enorm pijnlijke situatie. Meestal ram ik er vol in. |
Blog t/m sept 2016 |