En dan klappen we nog maar eens een keertje.
Om precies 9.45 werd het nummer We could be heroes van Bowie op diverse radiozenders gedraaid. Eerbetoon aan de zorg. Wat ben ik blij dat ik niet in de zorg werk. Er zou vuurwerk uit mijn oren én neusgaten komen. Tegelijkertijd zou ik respect hebben voor de adequate keuze. De schijt aan de zorg kan niet beter verwoord worden. 'We could be heroes, just for one day.'
En dan klappen we nog maar eens een keertje.
0 Comments
J was C-positief. Geen goed nieuws. Niet voor hem natuurlijk, maar bij mij werd ook van alles in gang gezet. De GGD belde over de hoed en de rand. Die rand betekende dat ik dringend werd verzocht om mezelf te laten testen. De twee andere bezoekers hadden dat al laten doen en waren negatief. Misschien dat ik dan niet hoefde? Totaal niet het geval. Helaas, zei de GGD er nog achteraan.
Een hele dag stak ik mijn kop in het drijfzand. Ik erger me al maanden aan het feit dat bij elk C-onderwerp we beelden moeten zien van een wattenstaafje dat diep in iemands neus wordt geboord. Echt bij elk item werden beelden vertoond van teststraten, wattenstaven, neuzen en veiligheidspakken. Vooral de man die tijdens het onderzoek reageerde alsof hij geëlektrocuteerd werd was me bijgebleven. Behalve dat waren er ook de commentaren van mensen die het hadden ondergaan. 'Alsof je hersenen doorboord worden.' Ik had voor mezelf bedacht dat ik het allemaal zou ontwijken totdat de spuugtest gangbaar zou zijn. Een mens kan veel bedenken. Met lood in mijn schoenen liep ik naar de RAI. Op de roltrap hield ik de mensen die eruit kwamen scherp in de gaten. Hingen ze slap over de rand, hadden ze nog tranen in hun ogen, stonden ze onvast op de benen...? De man achter de balie wenste me succes. Dan moest het echt wel de hel zijn daar achter het schot. Ik had volop de tijd om de testers van de verschillende hokjes te bestuderen. Ik stond bij nr 3, een jonkie, had ik niet beter bij nummer 4 of 5 kunnen staan? Toen werd ik geroepen. Ondanks het feit dat er moment in je leven komt dat je te oud bent voor bepaalde angsten, bekende ik dat ik het doodeng vond. Hoge kruk. Hoofd achterover tegen de wand, geen gekke gezichten trekken want dan werd het erger. Het was zo voorbij. Jaja. Tijdens het keelmonster trok ik al aan haar arm. Het ging me te diep. Toen moest mijn neus nog. De staaf ging erin. In plaats van omhoog ging hij naar achter, naar mijn oor, geen hersenkronkel te bekennen. Het was zo voorbij. Ik had me voorgenomen om streng te zijn, dan zou mijn les aan groep 8 vast goed lopen. Probleem is dat streng zijn niet genoeg is. Je moet als een militair de kleinste beweging in de gaten houden. Willen ze van hun plek: commando zitten blijven. Grijpen ze naar hun potlood om die door de klas te laten scheren: commando neerleggen. Willen ze voor de tweede keer naar de wc: commando op je plaats.
Binnen tien minuten vloog het afweergeschut door de klas. Feilloos timeden ze hun aanval met kleurpotloden. Ik had geen idee wie er gooide. Er viel niet tegenop te schreeuwen, al dacht juf I daar anders over. De kinderen lachten haar uit en joelden - weliswaar niet op volle sterkte - als een kind eruit gehaald werd en met haar mee moest. En als ik met grote vraagtekens naar de tweemeterman die mij bijstond om de kinderen in het gareel te krijgen keek, gebaarde hij dat ik in godsnaam dan maar moest doorgaan met de les. Ik denk dat niemand van de aanwezigen de les een succes kon noemen. Op het schoolplein praatte ik met de man die van bovenaf gestuurd was om ons (kunstenaars) te observeren en bij te sturen. Om zijn enthousiasme een beetje te temperen vertelde ik hem hoe ik het eraf had gebracht. Hij knikte bedachtzaam. Na de pauze zou hij bij mij in groep 7 komen. Die groep had ik totaal in de klauwen. Ze konden nog geen capuchon opzetten of ik had hem verbaal al weer afgedaan. Voeten op de bank, lopen, of andere dingen die niet de bedoeling waren... ze hadden niet eens de tijd om het te bedenken. Ze schreven alsof hun leven er vanaf hing. En het jongetje dat mij vijf keer vertelde dat hij geen zin had om te schrijven, kreeg ik zo ver dat hij opschreef waarom hij geen zin had om te schrijven. De kinderen verdrongen elkaar om te presenteren. Ze luisterden naar elkaar. Hadden er lol in. De observant liep na de les naar me toe: 'Respect.' Ik knikte. Dat had ik opeens ook voor mezelf. P had van de boekwinkel een boekensteun met boer als aandenken meegenomen. Alleen beviel dat aandenken niet. Bij de laatste nazit (oude mannen aan de borrel, ik word getolereerd) die op mijn boot was, nam hij het ding mee met de bedoeling dat T hem zelf maar ergens moest onderbrengen. T vergat het boertje mee te nemen. Ik was evenmin gecharmeerd van het geval. In plaats van hem met de oorspronkelijke eigenaar te herenigen zag ik gisteren mijn kans.
De nazit was bij P. Hij was beneden in de keuken aan het rommelen. Ik kon in de tussentijd een mooi plekje in zijn zitkamer uitzoeken. Het moest niet al te opzichtig zijn. Het werd een redelijk hoge kast, voor een schilderij. Ik was tevreden. Nu is het een kwestie van aftellen. Ben benieuwd. Blijkbaar waren mijn gedachten niet erg gestroomlijnd. Opeens stond ik buiten, weliswaar met M, met wie ik zou lunchen, maar mijn sleutel was nog binnen. Dit was de eerste keer in 25 jaar dat me dit overkwam. Eerst maar even lunchen.
We zaten te rillen op een bankje op de Nieuwmarkt, dronken een koffie to go maar werden er niet warmer op. Dus begon ik noodgedwongen aan de queeste. Mijn buurman deelde bereidwillig zijn inbraakkennis. Colafles openknippen, met plastic wriemelen, dan wip je de deur zo open. In theorie. In werkelijkheid waren we anderhalf uur bezig met allerhande materiaaltesten, invalshoeken, en schijnoplossingen. Toen was het genoeg geweest. Hij belde een mannetje - het allermooiste synoniem voor probleemoplosser - die onmiddellijk zag dat de colafles op de verkeerde manier was verknipt, pakte een andere, zette nog wel even wat vraagtekens bij de zachtheid van het plastic, plaatste zijn voet tegen mijn voordeur en maakte een lange sliding met het corpus delicti en ik was binnen. Hij vroeg een bedrag wat tot die drie seconden niet geheel in verhouding stond, maar hij meldde er vrolijk bij dat ik betaalde voor zijn kennis. Het was het waard. Vorige week hadden we maar twee keer gezwommen. De laatste keer vond ik een verschrikking. Normaal werd het zo'n beetje halverwege lekker. Dat bleef uit. De naalden staken in mijn hele lijf. Na afloop bleef ik maar gapen, dus ik vroeg me wel af of we onze tocht niet moesten inkorten.
Gisteren lag er om 6.30 uur een witte laag over de auto's. Mijn halve handschoenen waren niet afdoende. De wind blies dwars door onze kleding. We besloten het zwemmen tot de volgende ochtend uit te stellen. In de avond kreeg ik een appje. Of het nou wel zo gezond was om in die kou te zwemmen? En of het voor mij, met mijn openhartoperatie niet risicovol was? Ik kon niet anders appen dan dat dat niet het geval was. Met de Iceman zwom ik heel november en december vanaf mijn boot. In Polen lag ik nog in half bevroren water. Ik vond het jammer, maar er was mijns inziens geen gevaar. Alleen was ik er wel van overtuigd dat gedachten belangrijker waren dan reëel gevaar. Zodra je het eng vond moest je stoppen. Gedachten deden soms meer dan je lief was. S appte instemmend. Jammer dat haar excuses op waren. We plonsden de diepte in. Het lastigste waren de voetzolen en handpalmen. Ik vroeg of we tot de brug gingen. S reageerde zo resoluut dat ik daar geen onderhandeling zag. De wind blies het water in mijn nek. Bij de brug lig ik altijd even op mijn rug, alsof ik in een tropisch paradijs van de zon geniet. Dat zet mijn verstand op het verkeerde been. S zwemt in die tijd nog een paar laatste slagen tot de brug, en pikt mij dan weer op. Ik lag mezelf even tropisch voor de gek te houden, en zwom mee terug. Nu hadden we de wind in ons gezicht. 'Best ver,' zei S. Ik probeerde stoïcijns door te zwemmen. Ik moest mijn gedachten indammen: dit kon ik. Ik had in IJsland in de zee van 2 graden gezwommen. Polen een beek van 1 graad. Een gracht van 9 was vanzelfsprekend een lachertje. |
Blog t/m sept 2016 |