Binnen tien minuten vloog het afweergeschut door de klas. Feilloos timeden ze hun aanval met kleurpotloden. Ik had geen idee wie er gooide. Er viel niet tegenop te schreeuwen, al dacht juf I daar anders over. De kinderen lachten haar uit en joelden - weliswaar niet op volle sterkte - als een kind eruit gehaald werd en met haar mee moest. En als ik met grote vraagtekens naar de tweemeterman die mij bijstond om de kinderen in het gareel te krijgen keek, gebaarde hij dat ik in godsnaam dan maar moest doorgaan met de les.
Ik denk dat niemand van de aanwezigen de les een succes kon noemen.
Op het schoolplein praatte ik met de man die van bovenaf gestuurd was om ons (kunstenaars) te observeren en bij te sturen. Om zijn enthousiasme een beetje te temperen vertelde ik hem hoe ik het eraf had gebracht. Hij knikte bedachtzaam. Na de pauze zou hij bij mij in groep 7 komen.
Die groep had ik totaal in de klauwen. Ze konden nog geen capuchon opzetten of ik had hem verbaal al weer afgedaan. Voeten op de bank, lopen, of andere dingen die niet de bedoeling waren... ze hadden niet eens de tijd om het te bedenken. Ze schreven alsof hun leven er vanaf hing. En het jongetje dat mij vijf keer vertelde dat hij geen zin had om te schrijven, kreeg ik zo ver dat hij opschreef waarom hij geen zin had om te schrijven. De kinderen verdrongen elkaar om te presenteren. Ze luisterden naar elkaar. Hadden er lol in.
De observant liep na de les naar me toe: 'Respect.'
Ik knikte. Dat had ik opeens ook voor mezelf.