'O, wacht ik heb wèl wat meegemaakt! Gisteren kwam de eerste Hello Fresh Box binnen!'
We bespreken even ons leven met elkaar. W zegt dat hij niet zoveel meemaakt.
'O, wacht ik heb wèl wat meegemaakt! Gisteren kwam de eerste Hello Fresh Box binnen!'
0 Reacties
Het feest op de berg was voorbij. Na de boottocht moesten we een paar uur in het karaoke-bejaardenparadijs zien stuk te slaan en dat viel niet mee. Overal terrasjes met te dikke overwinteraars. Winkels met de meest afschuwelijke shit. Restaurants waarvan je van te voren al weet dat de boel niet gaar, overrijp of gewoon vies zal zijn.
We gingen zitten op een bankje om ons lot te overdenken. Dat deed W erg goed, want die stelde een massage voor. We vonden een salon (o, dat woord!) en konden na elkaar onder handen genomen worden. De vrouw zou je, als het een man geweest was, een bootwerker noemen. Een kop groter dan ik, mouwloos t-shirt waardoor haar biceps vol tatoeages angst inboezemden, een staartje waar veel te weinig haar in vastgehouden werd en een chagrijnige kop. Dat verergerde toen ik te vroeg onze koffers in haar behandelkamer wilde zetten. Haar ogen werden kil. Ik werd weer naar buiten gecommandeerd. Toen ik eindelijk naar binnen mocht en het met een grapje over de hoeveelheid aan spullen goed probeerde te maken, werkte dat averechts. Ik gaf op en bereidde me voor op grote handen en de pijn die ze zouden veroorzaken. Ze had engelenhanden. Ik verdween in een absolute hemel daar in de hel van Los Christianos en kwam totaal verzacht naar buiten. W mocht na mij. Hij begreep de procedure van de onderbroek niet helemaal. Er werd hem een papieren string aangereikt. Maar de man had zelf nooit een string aangehad (een kernkwaliteit), dus begreep hij de constructie verkeerd. Hij drapeerde de string overdwars zijn zaakje, zonder ergens in te stappen. Wel vond hij het een vreemd ding, zijn ballen glipten eronderuit en als hij zijn ballen te pakken had wilde de rest zich niet laten vangen. Hier gaf hij op en ging op zijn buik liggen. De dokwerkster ging zwijgend aan de slag tot W zich moest omdraaien. De laatste dag gooiden we onze pennen in de lucht en mochten we van onszelf de hele dag wandelen. Dat was zo'n beetje de beste beslissing van de week. We zouden zes en een half uur lopen en daalden de berg af om door een sprookjesbos te lopen. Wel heftig dalen. Maar het gaf niet, want we zouden halverwege lunchen en via een andere weg terug.
Het restaurant met waanzinnig uitzicht, bereikbaar via een steile trap, werd beheerd door een roodharige heks. Vanachter haar raam maakte ze wilde gebaren. We kregen het idee dat ze geen zin had om iets voor ons te bereiden. Weer naar beneden waar vlak naast het pad minimaal vijf grote honden hun longen uit hun lijf blaften. Met behulp van een af en toe werkende telefoon probeerden we de route te vinden. We twijfelden links of rechts. Mijn gevoel zei rechts. We gingen links. Draaiden toch om, om mijn gevoel serieus te nemen en voelden ons kiplekker. Overtuigd dat we op de goede weg zaten, blaatte ik nog dat mijn richtingsgevoel in de stad waardeloos is, maar in de natuur fenomenaal omdat ik in een bos opgroeide. Niet heel veel later stonden we precies op dat punt waar we niet wilden zijn. We gingen wandelen. Dat ging goed. Totdat we niet dezelfde weg terug wilden lopen. Aanvankelijk was er nog een pad, maar dat hield al snel op. Dan maakten we er zelf toch een? Geen probleem.
We waren wat uit elkaar geraakt en ik hoorde W hem vloeken op de steile helling die een klif bleek te zijn. Door de toon van zijn stem wist ik dat het serieus was. Ik kon echter geen kant op. Ik stond tot mijn nek in de bosjes, me overeind te houden aan kleverige bladeren. W stortte niet af. Dat was wel een geluk. Mijn Spaans is goed, maar om nou uit te leggen dat W van een berg was geroetsjt, maar dat het er een was zonder pad, dus dat ze met een helikopter moesten komen, leek me toch een wat ingewikkelde kwestie. We worstelden een klein uur door de bosjes langs de afgrond, en hadden het erover dat deze week nog een Duitse het ravijn in was gestort toen ze door een windvlaag - of haar man - naar beneden was geduwd terwijl ze een foto nam. W kwam totaal geschaafd en geschramd (korte broek) uit de vegetatie. We hadden eindelijk, eindelijk het pad bereikt. Precies dat wat we niet hadden willen nemen. Ons huis kan niet beter. Doodse stilte. Sinds vele jaren een luxegoed voor mij. We keken uit over het dal, stookten de haard, maakten beeldjes van zeepsteen en aten en dronken. Na de eerste zestien dagen van januari droog doorgebracht te hebben, was dat laatste een welkome verademing, al stond ik meteen op mijn kop.
Vanmorgen liepen we de berg achter ons huis verder omhoog. Halverwege kreeg ik hoogtevrees, mijn stokken schoven steeds in, en W hing natuurlijk als een berggeit ergens ver boven mij aan een glibberige rotswand. Ik praatte mezelf rustig en wilde ondanks alles toch naar de top, wat lukte. Op het laatste rotsblok kreeg ook W hoogtevrees en toen ging ik zo snel als het kon weer naar beneden. Trillende benen. Maar tevreden. Angst getrotseerd. We konden beginnen. Met onze meesterwerken. Ons huisje ligt op een verlaten bergtop. De laatste driehond meter moeten we te voet. Om de komende dagen goed te kunnen schrijven hadden we volgepropte voorraadkasten nodig. Dat is W's afdeling. Die kan niet alleen waanzinnig koken, maar hij raakt ook niet van slag bij grote keuzemogelijkheden. Sterker nog, meestal gaat hij languit op de vloer liggen als hij in een buitenlandse supermarkt komt.
Ik wachtte rustig af. Het duurde niet lang. Eerst geknield, toen languit. De twee karren raakten tot de nok toe gevuld. Ik had een koffer bij me, W een rugzakje, zijn handbagage-tas, en er waren nog twee boodschappentassen die we vulden. Aan de voet van de berg verdeelden we de buit logischer over de tassen en rende W de berg op met de zwaarste spullen. Ik was twee keer zo traag met mijn rolkoffer die niet te rollen viel. Af en toe zette ik de koffer met een klap neer. Ik was de eieren en de flessen wijn even vergeten. Toch kwamen de spullen, ook de eieren, heelhuids boven. Daar maakte ik de haard aan, wat niet lukte. Huisje blauw.W maakte een vlees/kaas-assortiment, wat lukte. We zitten goed. Omdat we niet meteen door konden naar La Gomera, brachten we de nacht door in Los Christianos, Tenerife. Dat was leerzaam.
Los Christianos is een bedevaartsoord voor de Karaoke-liefhebber van boven de zestig. Kroeg na kroeg - allemaal met een open pui - stonden overjarige bejaarden te zingen in de hoop alsnog ontdekt te worden. Nergens een joelende mensenmassa te bekennen. W staarde gebiologeerd naar binnen, ik wilde al door, maar hij wilde afwachten hoe de reactie na het optreden zou zijn. Hij vroeg zich af of die mensen net zo doodongelukkig waren als ze eruit zagen. Er kwam geen extase op gang. Mensen klapten lauwtjes. Ik dacht zelf dat de hel er zo uit zou zien. Het ene na het andere valse Karaoke-lied gezongen door te dikke aardwezens. We maakten nog een rondje en kwamen langs een ommuurde tuin, volgestort beton, en vermeend sfeervolle kerstverlichting. Twee ligstoelen die uitkeken op een wasrek. De bewoners hadden die dag een wasje gedraaid en waren toen gelukzalig gaan liggen kijken naar hoe de lakens hingen te drogen terwijl ze high werden van de overmatig gebruikte wasverzachter. Lekker diep snuiven. De afscheidsdienst was in de Grote Kerk van Lisse. Lisse bleek niet een, maar twee kerken te hebben. Een mevrouw wees me welke van de twee ik moest hebben. Het leek me stug, het zag er allemaal veel te katholiek uit, maar ik kende de dode niet. Wie weet schatte ik de familie volkomen fout in. Maar hoe dichter bij ik kwam, hoe onwaarschijnlijker het me leek.
De bus was te laat aangekomen en ik had haast. Daar kan ik niet goed mee omgaan. Ik ben altijd te vroeg. Nu had ik nog vijf minuten en op een academisch kwartiertje hoef je bij een afscheidsdienst niet te rekenen. Ik liep het kerkpad op, maar zag dat je in Lisse niet onder het geloof uitkomt. Even verderop stond een derde kerk. Deze zag er veel waarschijnlijker uit. Dus liep ik twintig meter die richting op, bedacht me toen dat als het toch in deze eerste kerk bleek te zijn, de kerk heette niet voor niets Grote Kerk en deze was gigantisch, dan verloor ik meer tijd. Dus liep ik weer terug. De kerk die wel groot was, maar niet zo heette, was leeg. Zelfs geen katholiek te zien. Ik snelde naar de andere kerk, deed heel voorzichtig de deur open. Iedereen zat al. Aan de zijkant was een lege bank, maar met een deurtje ervoor. Ik kreeg hem niet open. Voor alle mensen die naar mij keken was het meteen duidelijk dat ik nooit in een kerk kom. Ik rukte aan het deurtje en gaf uiteindelijk op. Wist ik veel dat er een schuifje aan de achterkant zat. Toen bleef ik maar wat sukkelig bij de deur staan. Maar een oude meneer die medelijden met me had en zelf een ruimhartige kerkganger was, af te leiden uit het gezang en de gebeden die hij later foutloos meezong en bad, deed het deurtje van het bankje voor hem voor me open. Een mooi stil gebaar. We knikten elkaar opgewekt toe. Toen verbaasde ik mij nog even over de aard van de afgesloten banken. Er kon maar een persoon zitten. Het mocht niet te gezellig worden. De dienst kwam goed op gang en mijn dwanggedachten ook. Ik had er aan gedacht mijn telefoon op vliegtuigstand te zetten, en zelfs gecheckt of er niet een wekker af kon gaan (die glippen dwars door alle vliegtuigstanden heen), maar toen begon ik argwaan te krijgen over mijn laptop. Het zou kunnen dat een of andere onverlaat mij precies tijdens de preek zou gaan Skypen. Zou mijn laptop dan keihard rondzingen? De dienst kon niet echt losjes genoemd worden. Als mijn laptop af zou gaan, dan zou dat een grote ramp zijn. Ik stelde me voor hoe ik met rugzak en al met veel te veel lawaai zou vluchten. Hele kerk achterstevoren. Ik woog af wat erger was. De kerk weer uit om mijn rugzak buiten te zetten, of een heldere ringtoon die door de kerk zou zingen. Ik durfde niet nogmaals de aandacht op mij te vestigen en bleef zitten. Maar tijdens het gezang trok ik mijn laptop uit mijn tas, ritste de laptophoes open. Dat lukte zonder lawaai, en ik zette het geluid uit. Vroeg me onmiddellijk af of dat wel zou werken, want om op het bureaublad te komen moet ik eerst een code invoeren. Ik typte de code in. Verkeerd. Het koor naderde het einde en ik zag mezelf opeens zitten in de eenpersoonsbank met mijn laptop op mijn schoot. Dat kwam niet al te respectvol over. Ik klapte de laptop weer dicht en bad heel stilletjes tot god. God, haal het niet in je hersens om mijn laptop af te laten gaan. De dienst ging rustig door. God werd geroemd. Mijn rugzak bleef stil. God was genadig en groot en goed. Met A zat ik in het café toen J en F binnenkwamen. Hij wilde F voorstellen, maar wij kennen elkaar. J wilde weten waarvan. In plaats van dat ik rustig: van Buitenkunst zeg, brul ik:
'Ik was hartstikke verliefd op hem!' 'En?' vraagt J. Wenkbrauwen omhoog en -laag. 'Nooit geconsumeerd.' Ook weer veel te hard. Ik meende F een stapje naar achter te zien zetten. Toen was de hele kroeg op de hoogte van mijn gefaalde liefdesleven en kon ik weer verder met mijn gemberthee. Omdat mijn wegwijzercapaciteiten ook een grens hebben, zette ik de koffer aan de andere kant van de straat, vroeg me even af hoe schuldig ik me zou voelen als de overburen de lucht in werden geblazen, en belde de politie. Geen spoed. Daar dachten zij anders over, zij hielden niet van achtergelaten koffers, ik werd doorgezet naar 112.
Ik gaf de afmeting en de kleur door en timede. Af en toe deed ik de voordeur open om te zien of ze er al waren, en zag dus ook hoe de eigenaar rustig de straat uitliep. Koffer losjes achter zich aan. De politie deed er drie kwartier over om te laten zien hoe erg zij niet van achtergelaten koffers hielden. |
Blog t/m sept 2016 |