De herbergier had op mijn vraag of het echt zo erg was, gezegd: 'Wil je de waarheid of liever niet?' Ik opteerde voor de waarheid.
'Afzien.'
De bergen in, 425 meter hoog, op en af, op en af, 16 km al dat leuks, en als we dan nog leefden zouden we er nog 10 bij doen alleen maar om bij monniken in hun monumentale klooster terecht te komen. We hadden onze worst duidelijk voor ogen.
Het regende wat, maar de uitzichten door al dat stijgen waren zodanig dat het voor ons prima ging. We stelden ons in op de laatste killer. Een berg die zo stijl zou zijn, dat we eindeloos omhoog moesten, en dan nog eindelozer naar beneden. Dat dalen, daar zag ik wel tegenop, maar ach. Ik zou wel zien. Mijn kont kan ook heel wat hebben.
Elke keer vroegen we ons af of het nou zou komen, dat echte rampzalige stijgen, en dan het gekmakende dalen, maar telkens stelden we weer vast dat deze het eigenlijk ook niet kon zijn. We hadden heftiger bergen beklommen.
Uiteindelijk hebben we het hele stijgen gemist, maar konden wel vaststellen dat dat eindeloze gat dat daar in de afgrond glom de killer was waar iedereen het over had. We dansten de helling af, ik bijna in een achterovergeklapte achtpuntige Axel, maar kon mezelf nog net op tijd opvangen, en onderaan klopten we onze handen af. Dit was een absoluut eitje geweest.
Peregrino lunch.
Met ieder een halve fles rood in onze mik, gingen we die tien kilometer doen, die o, zo mee zouden vallen. Volgens de boekjes.
De laatste berg naar de monniken ging voetje voor voetje. Ik sleepte mezelf zwetend als een otter omhoog. Daar was niets Sound of Music'erigs aan.
Ibiri Auzoa - Monesterio de Zenarruza 31,7 km