‘Waar is...’ hij kwam niet verder want hij liet de telefoon uit zijn handen vallen. Hij bukte zich en ik kreeg een halve witte (wel strakke) onderbroek te zien.
‘Waar is wat?’
‘Ja, wacht nou even...’
Hij scrolde al zijn berichten door.
‘De Rode Laars.’
Ik had nog geen adem gehaald of hij zei: ‘Hé, jij lijkt op Willeke Alberti!’
‘Op Linda van Dijk,’ zei ik.
‘Dat wil jij!’
'Nee, dat zeggen ze.’
‘Willeke is veel leuker.’
‘Zeedijk,’ zei ik.
Maar toen wilde hij achterop. Dat wilde ik niet en ik fietste verder de steeg in.
‘Willeke! Mag ik niet achterop?'
Ik reageerde niet.
'Willeke! Linda! Wiiiiiiilllll’
Ik fietste door.
En die laars?
‘Zeedijk!’ Schreeuwde ik.
‘Links, rechts, rechtdoor?’
‘Rechtdoor,’ riep ik half over mijn schouder.
‘Linda! Linda! Laat me nou achterop!’
En toen echode nog heel even Wil-le-ku...’
Maar ik was al weg.