Ik zag een stelletje dat dicht naast elkaar liep, elk ver gebogen over de eigen mobiele telefoon, de man in lotushouding in de berm, starend naar de ondergaande zon, de auto op de kop van de parkeerplaats met rokende jongens, een been uit het raam, de reiger die opvloog, de vijverrand bloeiend in wit, roze, geel.
Ik rook de seringen, en zag de biotopen van de tuinders, ieder zijn eigen tiny house vastgenageld aan een meer dan tiny stuk grond, opende het hek en inhaleerde mijn pasgemaaide gras, de taxus die gesnoeid was, de lavendel die uitbarstte en vrouwenmantel die meedeed. Ik zag lupines in kleuren die ik nooit had aangeschaft en de datsja die net een grote schoonmaak achter de rug had, dus mooier was dan ooit. En het gevoel dat ik dit niet wilde verlaten. Zelfs niet voor tien dagen.