Het antwoord was 'Ja, de kassa's zijn nog open.'
Wij door naar het station. Bij de kassa wilde de man onze paspoorten. Een moment dachten we: ah, nee hè, niet weer voor niets. Maar onze rijbewijzen waren ook goed. Toen kwam het volgende obstakel. Er waren maar 3 bonnetjes, dat moesten er vier zijn. Die van mij waren er niet, dus kreeg ik een formulier in mijn handen gedrukt dat ik moest invullen. Ik vulde het in en schoof het onder zijn neus. Hij keek ernaar, zweefde met zijn pen langs de ingevulde regels. Zuchtte toen diep, verfrommelde het papier en gooide het weg.
Niet goed? vroeg ik droogjes.
Hij schudde zijn hoofd. Hij had blijkbaar de verkeerde afslag in zijn hoofd genomen, en nu moest het allemaal toch anders. Ik knikte hem bemoedigend toe. Zijn uitstraling was die van ultieme chagrijn maar daar sprankelde af en toe een vleugje behulpzaamheid doorheen. Als je goed oplette.
Zijn conclusie was dat we het geld teruggestort kregen, maar dat dat wel even zou duren. Ook dat van die kaart van mij waarvan de bon ontbrak? Hij knikte. Maar ik kreeg een beetje een Pinokkio-vibe.