Ik vroeg me af of de zenuwen die ik voelde te scharen vielen onder een adequaat life saving-voorgevoel, of tot de normale banale angstgevoelens van elke vliegende medemens.
Ik besloot niks af te zeggen, maar te polderen en veranderde mijn stoel bij het raam zonder vleugel, naar een plek bij de nooduitgang. Ik eerst.
Met vertraging vertrokken we vanaf Stockholm. De man die naast me zat leek me rustig. Hij monteerde muziek op zijn laptop. Niemand monteert muziek als hij denkt dat hij binnen twee uur de pijp uitgaat (al dacht ik op dat moment niet aan een fijne begrafenisdeun) en ik schatte in dat ik in uren van nood wel naar zijn hand zou kunnen grijpen.
We raakten aan de praat. Bleek dat hij precies hetzelfde had gedaan als ik. Voorgevoel, stoel veranderd, schietgebedje.
Daar ging mijn hoop op sussende geluiden tijdens het crashen.
Maar hij was zo leuk, dat ik er lol in begon te krijgen. De beelden veranderden van het pakken van zijn hand naar het elkaar in doodsangst vastgrijpen om nooit meer los te laten.
Maar er viel niets te grijpen.
De turbulentie viel mee. Zelfs de landing was redelijk normaal.