Met een boek zat ik in de ruimte. Af en toe keek ik naar het ronde lichtgele gevaarte. Het stond op betonblokken. Had ik nooit gezien. In de hoek een soort kauwgomballenautomaat waar oordoppen in zaten. Allerlei soorten bakken opgestapeld tegen de muur. De tunnel zag er niet zo weerzinwekkend smal uit als ik in mijn gedachten had. Vanaf mijn stoel leek hij ook korter. Vrienden zouden we nooit worden, maar minder bevooroordeeld was ik wel.
Na een half uur was het defect opgelost. Het volgende probleem was het functioneren van mijn lichaam. Ik had een onvoorstelbare hoest, die random opkwam en met geen mogelijkheid in te houden. Laat staan dat ik mijn lichaam onbeweeglijk kon houden. De verpleegkundige zei dat ik dan in het balletje moest knijpen.
Het eerste kwartier ging goed. Toen begon het. Precies tijdens de langste scan, inclusief de contrastvloeistof. Ik twijfelde. Als ik dit zou bekennen, zoals afgesproken, dan moest deze eindeloze scan nog eens. Mijn hand sliep en de hitte was niet prettig en de hoest bouwde zich alleen maar op en uit. Toch kneep ik maar in het balletje en bekende het hoesten tijdens de scan.
De radioloog reageerde laconiek. Hij had me zien schudden. Er hing een camera.
Die had ik dan weer niet gezien.