Tot half drie gewerkt en toen mocht ik naar buiten, waar ik eerst helemaal geen behoefte aan had omdat het schrijven zo goed ging.
Zigzaggend door de oude stad koerste ik naar de vulkaan. Via de krater liep ik het café in om een glas te drinken. De ober gaf me een paraplu mee omdat ik de stortbui en het onweer niet wilde afwachten. Mijn hoofdpersoon riep.
De paraplu hoefde ik niet te devolverlo'en, het was een cadeautje.
Schrijven. Om acht naar de ruimte waar de tafels zijn ingedekt en alles is zoals je het droomt. Damasten tafellinnen, een rijtje glazen boven je bord, en J die ons elke avond bedient. We hoeven alleen maar drie gangen te kiezen, zonder boodschappen te halen, te koken, of af te wassen. Daarna mogen we verdwijnen in het schuim van onze privébaden. Het enige wat Faber van ons verwacht is dat we zelf onze lunch verzorgen en dat we schrijven.