In plaats van dat er bellen in mijn hoofd gingen rinkelen, dacht ik vagelijk: o... nou ja... dan zal... het wel...
Niet dus.
VER-SCHRIK-KE-LIJK!
Kozijnen 9016 (verkeerswit), muren 9010 (off-white). Iedereen doet het. Jawel.
Ik ben blijkbaar nog steeds niet gewend aan het feit dat ik niet als iedereen ben.
Tot daar aan toe.
Omdat de schilders het niet zagen zitten om op de omrand van 45 centimeter de buitenkant te schilderen, moest ik dat zelf aanpakken.
Ik dacht een geweldige theorie uit die ik niemand even voorlegde om te checken of hij wel klopte.
Als ik mijn ramen open zou zetten, dan zou het mooi zijn om hetzelfde wit te zien als de binnenkant. Rust in de tent. Hoe het er vanaf de overkant uit zou zien, dacht ik niet aan. Voor het gemak liet ik mijn aversie tegen het verkeerswit weg, het bestond even niet.
Ik ging vrolijk aan de gang, maakte het houtwerk niet één keer, maar vier keer schoon (omdat ik niet de goede schoonmaakmiddelen had) en schuurde en schilderde er lustig op los. Ondanks de hittegolf.
Het was klaar en ik was trots. Op mijn zorgvuldige werk. Het is niets voor mij om iets drie keer schoon te maken om het de vierde keer dan eindelijk te doen zoals het hoort: met St Marc ipv met schoonmaakazijn. Ook was ik trots op mijn schuren en het druppelloos schilderen.
Tot ik bij de overbuurvrouw zat.
Het zag er niet uit. Het wit knalde over de gracht en detoneerde als een bikini op Spitsbergen.