Ze zei 'wil', maar het was duidelijk dat ik niets te willen had. Ik ging op blote voeten naar haar toe. Ze keek door het raam en zei dat die ... vriend van haar, haar had opgesloten.
Ik had geen ruzie gehoord. Dat was mijn eerste gedachte, maar hij bleek om 06.00 vanochtend slaperig te zijn vertrokken. Jammer vond ik dat. Ik had het een mooi statement gevonden.
Ze had de sleutel al in een vaas gedaan, hield die buiten het raam van de boot, ik stootte mijn hoofd, maar liet de vaas niet in het water vallen, en bevrijdde het slachtoffer.
Zo vroeg, zo snel, zo makkelijk een goede daad. Zo moesten ze vaker langskomen.