De stoelen konden niet beter. Niemand voor ons, zicht op de orkestbak en op alle gezichtsuitdrukkingen van de solisten. Maar we werden al snel afgeleid. In eerste instantie omdat de man op de blokfluit - 1 in zijn mond en 6 op de standaard voor hem - zijn mobiele telefoon naast zijn partituur had gezet. Je weet nooit wie er belt.
Zijn vriendin kon het niet zijn, want die kwam in de pauze ruzie met hem maken. In het Italiaans. Wij hadden het idee dat ze de plaats waar zij zat te min vond, maar we waren er niet zeker van.
Na de pauze werd onze aandacht verlegd, en wel naar de vrouw die tijdens de eerste akte slechts sporadisch op een tamboerijn had geslagen. De rest van de tijd bracht ze duttend door, om op precies het goede moment weer bij de les te geraken, haar tamboerijn op te pakken en daar dan uiterst enthousiast op te slaan. S doopte haar fluisterend tot Rita. Inderdaad. Verdonk de tweede was geboren.
Ik had me al afgevraagd voor hoeveel producties Rita in haar leven gevraagd werd, want ik ken niet zoveel opera's die ondersteund worden door de tamboerijn. Maar... ik was te snel geweest. Eliogabalo had een opbouwend karakter. Tijdens de tweede akte pakte Rita er plotseling castagnetten bij, vrolijk wiegend kweet zij zich van haar taak. Maar in de derde akte werd ons Rita pas echt belangrijk. Een gigantische Blechtrommel kwam eraan te pas. Rita sloeg de blokfluitspeler een oorsuis. Terwijl hij daarvan aan het bijkomen was, werd ons duidelijk dat zij niet zomaar in dat orkest zat. Ze zorgde in haar eentje voor de noodzakelijke afwisseling. Een kleinere trom werd tussen de knieën gekneld, om daarna subtiel over een bellenreeks te vegen. Als ultieme uitsmijter draaide ze haar stokje rond in een triangel.
S had het beter in de gaten zitten houden dan ik. Hij ontwaarde een patroon. Elk instrument dat aan bod was geweest, werd naar links geschoven. Dat patroon zette zich voort tijdens het applaus. Rita had de helft al ingepakt voordat wij überhaupt toe waren aan de staande ovatie.