De kunstenares komt gefrustreerd binnen. Het is nog midden in de nacht, die verdomde zomertijd ook altijd. Moet de directeur haar de info geven? Die is al-tijd te laat. O, daar ben je. Op tijd.
Ik vond het een verfrissende start.
De directeur meldde dat het een makkelijke klas was. Had zij helemaal niet nodig, zij kon zo goed orde houden, dat ze altijd werd gevraagd voor de moeilijke klassen. Ik ging rechtop zitten. Hoe ze dat deed?
O, gewoon, onderbuikgevoel.
Geen tips en tricks dus.
We stonden naast elkaar voor de klas, ze probeerde ze te overstemmen (basisfout 1 weet ik: je stem verheffen). Een meisje dat vooraan zat kwam gebogen naar me toe. 'Je kunt het belletje gebruiken, dan zijn we stil.'
Vooral dat 'we' vond ik mooi.
Het belletje werd gebruikt. De klas was onmiddellijk indrukwekkend stil.
De kunstenares had gezegd dat we zouden beginnen met onszelf voor te stellen. Ik had al zo'n beetje bedacht wat ik allemaal zou vertellen. Niet nodig.
'Ik ben F en dat is C.'
Het werd een interessante dag.
Binnen een half uur werkte het belletje niet meer, de kinderen liepen in en uit, hadden geen zin om mee te doen. Er zat de verf op de kleding, de grond en op de gordijnen, een kind schopte een ander kind, datzelfde kind sloeg even later twee andere jongetjes in hun kruis, en uiteindelijk moest niet de klas maar wij zelf een half uur lang de troep opruimen nadat ze een eindpreek had gegeven dat de kinderen echt heel vervelend waren.
Ze dacht van mij dat ik er wel talent voor had.