W proestte.
Ik verdedigde me eerst nog omdat ik zijn proesten verkeerd inschatte. Het leek me toch ook echt wel leuk, enz.
Maar hij bleek me niet uit te lachen. Ik had net zijn verrassingsuitje de nek omgedraaid.
Hij had de kaarten al binnen.
We spraken af dat als ik het enorm de moeite waard vond dat we (ik voor een tweede keer) zouden gaan, anders zou hij iemand anders keukhofblij maken.