Ik had op 20km gerekend en moest me nu instellen op 31. Dat doet een pelgrim.
In Ribadesella belde ik weer eindeloos. Niets. Plan B, naar de jeugdherberg die al had gezegd vol te zijn. Volgens mij zouden ze ons wel verder helpen en wellicht was er iemand die had afgezegd. Ik weet nu het woord voor reservelijst.
De laatste kilometers kostten me veel moeite, maar toen ik de trappen van de jeugdherberg opliep, de grote stoelen in de entree zag staan - perfect om in te bloggen - de zee aan de andere kant van het terras zag, perfect om in te zwemmen, wenste ik dat er een almachtige bestond.
De surfjongen leefde mee, maar daarmee kregen we geen plek. Hij ging wel voor ons bellen. Instussen staarden wij naar de hoge golven, de pelgrims die op het terras zaten te drinken, de surfers met hun planken en blonde look, plus al het andere volk dat dit de meest geëigende plek vond om te verblijven.
Even verderop was een Albergue waar we terecht konden. Hoe ver even was? Zo’n twintig minuten lopen. Die twintig werden na wat praten veertig en uiteindelijk zei hij dat het er vijftig waren. De vrouw zou op ons wachten. Het werd wel een hele klim, maar... het goede nieuws was dat dit richting van Santiago was. Hij knikte blij.
De eerste kilometers legden we in verhoogd tempo af. Toen kon ik niet meer. Dacht, ze kunnen me wat, als die herbergier weg is, prima, stap voor stap en niet sneller dan dat.
Na een uur belden we aan. Het duurde even voor er een raam op de eerste verdieping geopend. Ik dacht: als er een raam geopend wordt, gaat er nu dan een deur dicht?
Wat we wilden?
De herbergier.
Andere deur.
(Aha!)
Hoe we waren gekomen?
Te voet.
O, was er geen teleferique?!
We werden binnengelaten. De vrouw die ons welkom heette werd meteen onze vriendin toen ik vroeg of ze ook wijn te koop had. ‘No camino sin vino.’
We zaten goed.