We zaten met z'n allen aan een ovale tafel en ik begon met mijn anamnese en daar weefde ik Waantje tussendoor. Het werd een intens en vrolijk gesprek waarbij we over en weer ervaringen uitwisselden over vieze zuurstofkapjes, enge puncties, angst en boos zijn, blauwe chemo en geschreven fantasieverhalen gebaseerd op werkelijkheid.
Ik vertelde over Witjas Stethos die erg van bloed en opereren houdt. Een jongetje vond dat héél erg vies! Vies uitgesproken als vieszz. Ze hadden bij hem de kanker uit zijn achterhoofd gehaald. Echt smerig! Hij legde zijn hoofd op tafel, streek zijn haar weg en liet zijn buurmeisje zien waar het mes zijn hoofd in was gegaan. Zij reageerde heel enthousiast. Het was op precies dezelfde plek als bij haar!
Een ander jongetje vroeg zich af of ik niet een boek kon schrijven over epilepsie. Hij had een aanval van zeven uur gehad. 'Dat is wel heel erg lang,' reageerde ik. Hij, met rode blosjes: 'Ja. Ik was bijna dood.' Toen ik zei dat het dan toch beter was als hij zelf dat boek zou schrijven, knikte hij kort. Dat zou hij doen.
Na afloop hoorde ik dat het de allereerste keer was dat hij over zijn ziekte had gesproken.