Aan het einde van de dag liepen we de laatste berg op, een mooi pad met links en rechts afgrond en zagen onze blauwe Albergue al vanuit de verte. Dit was Colombres. Onze hotelkamer zat aan de herberg vast. Balkonnetjes met schommelstoelen, we zagen ons daar al zitten in de avondzon.
Het leven is mooi, maar zo mooi nou ook weer niet. Tenminste, niet vandaag. We mochten al blij zijn met de kamer, waren we ook, we douchten, stopten onze kleren in de wasmachine en liepen door het dorp. Daar was niets voor 20.30 open, een supermarktdiner op onze kamer was ook goed. Onze kleding was intussen klaar, alleen de droger bezet. En die bleef bezet. De stapel kleding die P erin had gestopt zou moeten drogen voor 07.00 uur de volgende ochtend. De stemming zwakte wat af. Toen probeerden we weer een onderkomen voor de dag erna te boeken en dat was weer eindeloos gedoe. Uiteindelijk ging ik troostdouchen. Deze keer werd het water niet warm, dus begon ik met draaien. Slecht idee. Het water spoot koud in mijn gezicht, dus links was blijkbaar de keuzestand stort of hand. Uit rechts was geen warm water te krijgen. Blijkbaar vloekte ik zo hard van al dat koude water dat P - na me de tijd te hebben gegeven het allemaal zelf op te lossen, hij weet dat een vrouw zelfstandig wil functioneren, maar hij weet ook heel goed dat dat niet te lang moet duren - me kwam helpen. Maar ik had de strijd inmiddels opgegeven. Kuthotel. Kutprijs. Kutdouche. P, die een beter humeur had dan ik, kreeg er warm water uit. ‘Gewoon eventjes wachten, het duurt even.’ Ik kreeg nog net een bedankje uit mijn bevroren lippen en nam alle tijd om al het beschikbare warme water nu dan wel op te maken.