Toen was het tijd om de metro naar Amstelveen te nemen voor een voorstelling. De 51 reed eerst niet, toen wel, maar het omroepsysteem deed het niet, dus keek ik bij elk station of het Amstelveen-centrum was. Meestal stond het treinstel precies goed zodat ik kon zien waar ik was, en de halte waarvan ik gokte dat het nog niet Amstelveen-centrum zou zijn, was het wel. Op de volgende halte moest ik 20 minuten wachten vanwege de storing, en hoefde ik niet eens meer uit te stappen bij Amstelveen-centrum, want ik wist inmiddels dat ik niet na aanvang binnen mocht komen. Ik was om zeven uur van huis gegaan en om kwart voor negen stapte ik weer uit de metro. Tijd om wat te eten, op naar de Febo. Op de Zeedijk bekroop me een unheimisch gevoel. Dat werd sterker toen ik me door een groep Engelsen moest dringen op de Oudezijds, maar ik had honger. Zonder kleerscheuren bereikte ik de Febo. Op het moment dat ik de patat bijna op had, kwam er een groep ME'ers over de brug. De jongen van de Febo riep naar zijn collega: 'Doe maar dicht!'
Het ijzeren rolluik ging langzaam naar beneden. Ik zat opgesloten in de Febo.
Ik geloof niet dat dit helemaal mijn dag was.