Om tien uur dimt het licht. In het halfduister rekenen wij telkens opnieuw terug. De operatie duurt maximaal 90 minuten, ze werd een uur van te voren meegenomen, ze geven nooit de precieze informatie, dus ze zou er toch allang uit moeten zijn.
Er gaat een kwartier voorbij. En nog een. Nog een. Er gaan vijf minuten voorbij, en nog eens, repeat. We checken het bereik. Mijn vader heeft bereik. Ik ook. Er gaan drie minuten voorbij, en nog eens, en ...
Om 22.30 worden we gebeld.
Mijn moeder is een beetje high. Ze ligt nog gekoppeld aan allerlei apparaten, een flexibele buis blaast warme lucht onder de ultradunne zilveren thermisch folie. Ze vindt het allemaal prachtig. Mijn moeder zegt veel te hard dat haar buurman elke keer op de bel drukt, dat hij altijd wel wat heeft, alsof ze al een jaar met elkaar op die uitslaapkamer liggen. Er klinkt gekreun vanachter het gordijn. Mijn moeder trekt een gezicht. Morfine wekt duidelijk geen empathie in de hand.
Ze vertelt dat ze haar zo BOEM lieten vallen na haar ruggeprik. Dat boem klinkt hard door de ruimte. Mijn vader begint de gegevens van de buurman van het computerscherm te lezen.