Ze zegt opeens: '....., schoenen.... mevrouw.'
'Sorry, wat zeg je?'
'.... schoenen!'
'Dankjewel.'
Geen idee. Maar het leek me een compliment, en omdat die rode gympen van mij net 2x een uur hadden gelopen, tegen alle verwachting in, met de kans op blaren die er vooralsnog niet zijn, hoefde ik niet te weten wat de details van haar compliment behelsden.
Na wat zwijgen pakte ze de draad weer op.
'Bent u wel eens in Wassenaar geweest?'
'Ja.'
'Daar is een museum!'
Om dat kracht bij te zetten haalde ze haar entreebewijs tevoorschijn en toonde mij het kaartje. Voorlinden.
Ik zei dat dat op mijn verlanglijstje stond. Dat vond ze goed.
Ze vertelde over stalen constructies en spelonken die ze moest ronden, ze vond het indrukwekkend.
Ik vroeg of ze iets kunsterigs studeerde.
Nee. Ze was achttien (ik dacht twintig), en ze wilde iets met mode of zo, net zoals elke domme chick.
Ik vond dat niet dom, als je iets wilde was alles goed.
Zij was het niet met me eens.
Ze vertelde over een jongen die ze leuk vond, het was half wat en ook weer niet, en ik vroeg of hij misschien een auto had, en zo ja, dat ze dan naar Insel Hombroch, onder Düsseldorf, moest gaan. Dat ze dat zeker geweldig zou vinden.
De trein reed Centraal binnen.
Wat dat was?
Kunst zonder afzender. Je vindt het mooi of niet, en wordt niet beïnvloed doordat Picasso op het naamkaartje staat.
Ze ging het onthouden, maar ze werd opeens gegrepen door het dilemma dat ze 'je' en 'u' door elkaar gebruikte.
'Sorry, ik weet het niet.'
Ik wist het wel. 'Je. Is altijd goed, toch?'
'Nou, mijn moeder heeft daar andere geachten over.'
'Hoe oud is je moeder?'
'Achtenvijftig.'
'O, oké, nou, weet je wat het is. Het is het cliché, misschien heb je het iemand al horen zeggen, maar je wordt ouder, maar je blijft jong in je hoofd.'
'Mijn moeder is mega-sexy en zo, echt, maar eh.... ja, echt!'
Ik geloofde haar meteen. Zij was lang, slank, lange stijle blonde haren.
'Deze maatschappij is zo ingericht op...'
'Leeftijd' Dacht ik haar te helpen.
'Uiterlijk! Wat een onzin, ik heb iets gehad met een knappe mongool!'
Intussen waren we het stationsgebouw uitgelopen.
'Inberg honsooi?'
'Insel, dat betekent eiland, Hombroich.'
'Hombroog.'
'Hombroich.'
'Ja, nu heb ik het. Hombroich.'
Zij maakte een sprongetje, wenste me een fijne avond en verdween huppelend in de nacht.