Ik ging de trap af, eigenlijk is het moment vóór die trap het ergste, de dialoog met jezelf, of je dit wel of niet of wel of niet gaat doen, en dat je weet wat je te wachten staat en je weet je niet meer terug kunt.
Het water was koud, natuurlijk, maar ik had haar in mijn hoofd. De rustige slagen, het eindeloze tikken van de secondewijzer.
Het was niet moeilijk, ik ging heen en ik ging terug, ik ademde diep, negeerde de mensen op de brug die me voor gek verklaarden, zwom terug, heen, nog eens terug, in precies hetzelfde tempo als de grijze mevrouw...
Toen ik mezelf uiteindelijk uit het water omhoog hees en op mijn terras genoot van het gevoel dat dat gaf, dacht ik: die vrouw heeft geen idee wat voor voorbeeld ze is. En ademde nog eens diep in.